Tsjechië,
destijds nog Tsjechoslowakije, was het land waar voor de oorlog het
meest aandacht werd besteed aan de stroomlijning van automobielen.
Iedere producent deed aan de aerodynamische vormgeving mee, Aero, Praga,
Tatra, FRM, Skoda, Wikov, Z , Jawa en in feite kwam het allemaal door
één man: Paul Jaray (1889-1974), die in 1922 al een voorzet had gegeven
hoe de toekomst van een auto er uit had te zien. Heel veel literatuur
over aerodynamische automobiele is er niet, maar gelukkig verscheen
elf jaar geleden het boek "Aerodynamické Automobily", uiteraard in het
Tsjechisch, dat ik niet machtig ben, maar het boek is zo uitbundig
geïllustreerd dat aanschaf voor mij een must was. Jaray is net als
Siegfried Marcus en Josef Ganz vrijwel uit de automobielgeschiedenis
verdwenen, omdat hij, afkomstig uit een Hongaars-Joodse famile, niet in
het arischautomobilistische plaatje paste. Hij werkte aan zeppelins in
Friedrichshafen, voordat hij zich in 1923 in Zwitserland vestigde en in
1927 de "Stromlinien Karosserie Gesellschhaft" oprichtte. Hij werd
lang niet altijd betaald voor zijn patenten, alleen Tatra schijnt zich
naar behoren te hebben gedragen. Hier onder een aantal voorbeelden uit
de Tsjechische aerodynamische automobielindustrie. Om te beginnen een
Tatra 77A uit 1934, met een achterin geplaatste achtcylindermotor met
een inhoud van 2970cc en topsnelheid van 150km/u. Vervolgens een Skoda
Popular Monte Carlo uit 1937, met een 1386cc-motor een topsnelheid van
120km/u. Daarna een Wikov 35 Kapka, gebouwd in 1931 door Wichtere &
Kovarik in Prostejov en tenslotte de FRM (Fischer-Reimann-Motory), de
auto die de principes van Jaray het meest volgt.