1980. De Amerikaanse presidentskandidaten zijn de zittende president Jimmy Carter en Ronald Reagan. De Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken Chris van der Klaauw zal 's avonds commentaar geven in studentensociëteit Minerva in Leiden. Dat bericht komt zo laat dat er geen tijd is om een parkeervergunning te regelen voor een omroepwagen, dus zetten technicus Peter Kroonstuiver en ik de wagen zonder die vergunning voor Minerva en Peter trekt een kabeltje naar binnen en we zetten ons in afwachting van Van der Klaauw achter in de wagen. Tot onze verbijstering blijkt na afloop van het gesprek met Van der Klaauw en wij ons gereedmaken voor de volgende reportage, die midden in de nacht in Amsterdam zal plaats vinden, de wagen een bon op de voorruit te hebben. Een tweetal dienstkloppers heeft, terwijl ze ons in de wagen hebben zien zitten, toegeslagen. De bon gaat naar het NOB, maar wordt niet betaald en men laat de zaak voorkomen. Peter Kroonstuiver moet naar Leiden. Ik ga mee. Het is de laatste zaak die ochtend. Ik zit in de zaal en Peter verschijnt voor de rechter, maar klaarblijkelijk weet ik de aandacht van de rechter te trekken, zodat ik ook mijn zegje mag doen, per slot van rekening ben ik opdrachtgever en ik maak twee dingen duidelijk: dat we door tijdnood niet instaat waren een parkeervergunning te regelen en dat het redelijk absurd is bonnen uit te geven terwijl er zichtbaar twee mensen achterin de omroepwagen zitten. De rechter toont begrip en betaling van de bekeuring blijft achterwege.