Nadat de paarsgebroekte
grijsaard zich uit de voeten had gemaakt, vroeg mijn verlosser: "Waar ken
ik u ergens van?", terwijl Van der Blaf hartstochtelijke pogingen deed om,
waarschijnlijk vanwege de vleeslucht, bij hem in het gevlei te komen door tegen
hem op te springen en zijn schoenen te likken, "Bent u klant in mijn
slagerij?" "Nee, ik was ooit lid van "Wilt heden nu
treden", antwoordde ik. "Aha, ik dacht ik ken dat gezicht, maar dat
is inmiddels toch wel vier jaar geleden, want "Wilt heden nu treden"
bestaat al vier jaar niet meer en is omgevormd tot het shantykoor 'Op de
woelige baren'. Maar waar ging de ruzie met die man daarnet nou eigenlijk
om?" "Hij zei dat ik Van der Blafs drolletjes niet had
opgeruimd terwijl ik altijd zakjes bij me heb, hij was in hondepoep getrapt
maar die kon onmogelijk van mij zijn, want ik ruim na Van der Blaf altijd
keurig netjes op." "Kortom een zeikerd dus. Kom, ik tracteer op een
kopje koffie om de ellende te vergeten." En zo zat ik vijf minuten
later met slager Bakker, ik heb die naam altijd heel verwarrend gevonden en me
afgevraagd of er ook een bakker Slager bestond, aan de cappuccino.
"Maar
laat ik me eerst even voorstellen. De naam is Bart Bakker, slager, ik zeg dat
laatste er altijd even bij want anders denken de mensen nog dat ik de grote man
ben achter Bakker Bart enne hahaha, dat ben ik niet!" "Archibaldina
Kwakernaak, aangenaam", zei ik, terwijl mijn hand in zijn hand
verdween. Even later zat ik met Van der Blaf en Bart Bakker, slager op het
terras van de enige uitspanning die ons dorp rijk is en waar op zonnige zondagen
hoofdzakelijk schreeuwende van helmpjes voorziene zogenaamde wielrenners
neerstrijken, maar gisterochtend, het was weliswaar zondag maar het regende, waren
wij de enige klanten. "Iets er bij", vroeg Bart Baker, slager.
"Ze hebben waarschijnlijk wel appeltaart", vulde hij aan.
"Waarom niet?', zei ik, terwijl Van der Blaf niet van 's mans
schoenen was weg te slaan. "Hij vindt me klaarblijkelijk aardig!",
zei Bart Slager, bakker, o nee, het is precies andersom. "De liefde gaat
bij Van de Blaf door de maag", zei ik, hij ruikt dat u met vlees omgaat,
maar dat krijgt hij nooit, ik geef hem altijd brokjes, hondebrokjes, dat
schijnt veel beter te zijn." "Dat weet ik nog zo net niet, een
hond stamt af van de wolf en ik heb nog nooit van een brokjestetende wolf
gehoord", ze Bart Bakker, slager terwijl hij een sigaartje opstak. Ik zag
dat hij hetzelfde merk rookte dat Cor mijn man. die vijf jaar geleden
gecremeerd is, rookte. Waar moet een mens het over hebben als zij zo maar bij
een vreemde man op de koffie komt, ik zei dat Van der Blaf nou maar eens op
moest houden 's mans voeten te likken, maar Bart Bakker, slager
scheen het niet erg te vinden, misschien was hij het wel gewend, dus ik
vroeg "Hebt u een hond?' Nee, die had hij niet, had er wel een gehad toen
zijn vrouw nog leefde maar een hond was te bewerkelijk voor een man alleen die
ook nog een zaak had. "Wat voor hond had U?" vroeg ik, dat leek mijn
namelijk een goede vraag om het gesprek gaande te houden. "We hadden er
twee. Chows. Want chows moet je altijd met meer nemen, die hebben gezelschap
van elkaar nodig." "Dat is een hele hand vol", zei ik, "en
ze vragen nog veel onderhoud ook en behoorlijk grote poepzakjes", voegde
ik er aan toe. "Ach, daar werd zo'n tien jaar geleden nog niet zo
opgelet, hondestront is pas de laatste jaren echt een issue geworden,
niet dat honden vroeger niet scheten, maar toch, het heeft allemaal met
elkaar te maken, vroeger liep iedereen in het dorp op klompen en die trok
je bij de deur uit, dus er kwam nooit hondestront op het tapijt."
Daar had Bart Bakker, slager een punt en ik zei "Het komt ook doordat
mensen uit de stad hier zijn komen wonen, die zeuren graag, maar ja, ik geef ze
uiteindelijk toch wel gelijk, ik ruim Van der Blafs drolletjes altijd op",
terwijl ik een slok koffie nam.