26.11.17

Brussel 38

De oudste auto die ik gereden heb was een in 1911 in Glasgow gebouwde Arrol-Johnston, stuur natuurlijk rechts  en rem- en versnellingspook buitenboord. De voetrem werkte alleen op de achterwielen, de handrem - die beter functioneerde - op de cardanas. Hij had net als een Renault uit die dagen een zogenaamde kolenktitneus en de radiateur zat achter de motor, wanneer ik de sokken er in zette, pakweg zo'n vijfenvijftig kilometer reed, dan spoot er heet water uit een piepklein gaatje in de radiateurdop over de voorruit. Maar dat was de enige klacht. Over de hierboven afgebeelde AMC "Pacer" uit 1977 heb ik veel  meer klachten, een vriend van me  had er een en ik heb heel wat keren achter het stuur gezeten en waarschijnlijk nog vaker de motorkap opengehad. Ondanks een forse zescylinder met een inhoud van 3802 cc was de wagen niet  vooruit te branden, een zijruit, niet in  U-profiel, maar simpeltjes, klaarblijkelijk vanwege de kosten, geplakt op het raammechanisme, die naar beneden viel en daarnaast een uiterst onbetrouwbare starter. De "Pacer" uitgebracht in 1975 was dan wel kleiner dan de doorsnee Amerikaan uit die jaren maar hij bood absoluut niet de oplossing voor de vanwege de oliecrisis nagestreefde zuinigheid. Vanwege het vele glas - het zicht rondom was boven alle lof - werd hij "the flyng fishbowl" genoemd.