Eind april met mijn echtgenote,
Marga-Rina (grapje van schoonvader Cuyp, destijds bedrijfschemicus bij
Planta, maar na de uitslag met gedwongen ontslag) teruggekeerd van vijf
maanden overwinteren in Finland; Marga-Rina en ik hebben nooit begrepen
wat de zogenaamde pensionado's 's winters in Spanje zoeken, wat ze in
Nederland de laatste jaren eveneens kunnen vinden: hoge temperaturen,
dus wij gaan nu al enkele jaren naar Kokkola voor het ouderwetse
wintergevoel, kennissen van ons gaan veertien dagen op wintersport naar
Oostenrijk, waar niet alleen het dialect, de leren broeken, het gejodel,
de dansjes, het gehoempa, de hoedjes, de glühwein, het apres-ski-gedoe
ons tegenstaan, maar bovenal de behoefte om God te groeten, hetgeen wij,
zowel in woord en geschrift, gaarne over laten aan Andries Knevel en
zijn kompanen; in Kokkola verstaan Marga-Rina en ik de mensen niet, dat
is uiterst plezierig en voorkomt veel onnodig gepraat, we halen de
voedingsmiddelen in een lokale supermarkt en beperken daardoor elk
contact met de Kokkolalokalen; begin Januari dit jaar echter dreigde ons
winterse oponthoud te worden verstoord, toen wij in de door ons
bezochte supermarkt op de uitgebreide knäckebrödafdeling plotseling
Nederlands hoorden spreken, Marga-Rina en ik voelden ons betrapt, vooral
toen beide heren ogenblikkelijk met uitgestoken hand op ons afstevenden
met de woorden: "Aha, ook Nederlanders, wat leuk", heel even dacht ik
mij als Belg of Zuidafrikaan te presenteren, maar ik weet waar dat toe
leidt: onnozel gevlei, dat het Vlaams of Zuidafrikaans toch zulke fraaie
talen zijn, veel grappiger dan het Nederlands en vooral zoveel meer to
the point, dus ik zei redelijk lijzig; "Ja, leuk, wij komen al veertien
jaar in Kokkola", in werkelijkheid zijn het er maar vier, maar ik heb
geleerd dat je nieuwkomers het best kunt intimideren met enige
overdrijving, de heren stelden zich voor als Martijn Amser en Onno
Verkommeling van de "United Frisian Bakeries" uit het Friese Molkwerum
op onderzoek naar een nieuw soort knäckebröd: krentenknäckebröd en
suikerknäckebröd, op de markt te brengen als respectievelijk
krintsjeknak en sûkerknak, nu komt na drie dagen Kokkola elk knäckebröd
me al de neus uit (en bakt Marga-Rina daarom van de honderdvijftig pond
uit Nederland meegenomen tarwebloem iedere dag vers brood), dus konden
we het gesprek gelukkig kort houden, we hebben de heren daarna nog
slechts een maal ontmoet, waarbij ze vertelden ook de vervaardiging van
olijfknäckebröd (oliifknak) en worstknäckebröd (woarsteknak) in
overweging te zullen nemen; ze doen maar, beerenburgknäckebröd op de
markt als widdofrouknak lijkt me ook een goede optie.
Een
ding is duidelijk, ik dien er voor zorg te dragen dat Marga-Rina geen
inzage krijgt ik in wat hier te berde breng, want nadat ze kennis had
genomen, van wat ik gisteren, na onze terugkeer uit Kokkola, had
genoteerd, ontstak ze in grote woede. Ik krijg daar altijd notie van
doordat Marga Rina mij met mijn volledige voornamen begint aan te
spreken: Sybren Niels Otto Theodoor gevolgd door mijn achternaam. Net
als Marga-Rina ben ik het slachtoffer van een frivole vader. Marga-Rina
vond dat ik uit het rijtje van onuitstaanbare Oostenrijkse zaken: het
dialect, de leren broeken, het gejodel, de dansjes, het gehoempa, de
hoedjes, de glühwein, het apres-ski-gedoe en het godgroeten haar
belangrijkste reden om, nadat we in 1973 éénmaal in Maurach am Achsensee
op wintervacantie waren geweest, dat land nimmer meer te bezoeken, had
weggelaten: de dirndl. Zij was toen en is klaarblijkelijk thans nog
steeds van mening dat ik het heb aangelegd met Annalise, het dienstertje
in het hotel waar wij verbleven, en die haar, uit de kluiten gewassen,
borsten trachtte te verbergen achter zo'n taartrand, waarmee een dirndl
gewoonlijk is uitgerust. Volgens Marga-Rina was het woord "verbergen"
geheel niet op zijn plaats en diende Annalises taartrand het tegendeel:
de taartrand had maar een doel: mij "hitsig" te maken en alhoewel ik dat
hevig heb ontkend, kon ik Marga-Rina niet van het tegendeel overtuigen,
ondanks mijn voorstel om Marga-Rina op mijn kosten zelf een dirndl in
Maurach am Achsensee aan te laten schaffen. Ze reageerde als door een
wesp gestoken en informeerde of het mij in mijn bol geslagen was en of
mijn volgende stap het openen van een bordeel met haar als hoer aan de
Noordkade in Drachten was. Nadat gisteravond vanwege de dirndl de vlam
voor de zoveelste keer in huize Koker-Cuyp in de pan geslagen was, ben
ik anderhalf uur de hond gaan uitlaten in de hoop dat Marga-Rina bij
terugkeer gekalmeerd zou zijn. Dat bleek niet het geval: Marga-Rina had
zich opgesloten in de slaapkamer.
Ik
voel me ontzettend alleen, nu Marga-Rina mij buitensluit, want Kasper,
die ik gistermiddag na vijf maanden Kokkola uit het asiel in
Beetsterzwaag gehaald heb, herkent me niet meer. Kasper, altijd al een
wat moeilijk opvoedbare hond, is een Norwegeraner Fjord- en Fjeldhund,
een pas sinds 1993 erkend ras, voorgekomen uit een kruising tussen een
Bommerlunder Sennenhund en een North Lowland Foxterrier. Het wonderlijke
van de Norwegeraners, en dat is exact de reden waarom Marga-Rina er een
wilde hebben, is dat zij niet blaffen, maar een soort geluid
voortbrengen, dat het midden houdt tussen gorgelen en laten van forse
winden. Ik heb het vermoeden, omdat Marga-Rina weigert zich met Kasper
op straat te vertonen en ik dus altoos Kasper dien uit te laten, dat
Marga-Rina zich verkneukelt als ik met hem door de Noorderbuurt wandel.
Zij dwingt mij Kasper, wanneer het het drukst is in het centrum van
Drachten, aan de riem mee te nemen. Een vernederende exercitie, want het
gebeurt veelvuldig dat ik wordt nageroepen met: "Goare opsoademiter" en
dergelijk praat. In het begin wees ik op Kasper, maar dat had een
averechts gevolg, want dan volgde steevast zoiets als: "Kinst wol tsjin
dyn lytse hûn, Bokke Heidehipper?"