25.7.20

Een man en zijn hond


Eind april met mijn echtgenote, Marga-Rina (grapje van schoonvader Cuyp, destijds bedrijfschemicus bij Planta, maar na de uitslag met gedwongen ontslag) teruggekeerd van vijf maanden overwinteren in Finland; Marga-Rina en ik hebben nooit begrepen wat de zogenaamde pensionado's 's winters in Spanje zoeken, wat ze in Nederland de laatste jaren eveneens kunnen vinden: hoge temperaturen, dus wij gaan nu al enkele jaren naar Kokkola voor het ouderwetse wintergevoel, kennissen van ons gaan veertien dagen op wintersport naar Oostenrijk, waar niet alleen het dialect, de leren broeken, het gejodel, de dansjes, het gehoempa, de hoedjes, de glühwein, het apres-ski-gedoe ons tegenstaan, maar bovenal de behoefte om God te groeten, hetgeen wij, zowel in woord en geschrift, gaarne over laten aan Andries Knevel en zijn kompanen; in Kokkola verstaan Marga-Rina en ik de mensen niet, dat is uiterst plezierig en voorkomt veel onnodig gepraat, we halen de voedingsmiddelen in een lokale supermarkt en beperken daardoor elk contact met de Kokkolalokalen; begin Januari dit jaar echter dreigde ons winterse oponthoud te worden verstoord, toen wij in de door ons bezochte supermarkt op de uitgebreide knäckebrödafdeling plotseling Nederlands hoorden spreken, Marga-Rina en ik voelden ons betrapt, vooral toen beide heren ogenblikkelijk met uitgestoken hand op ons afstevenden met de woorden: "Aha, ook Nederlanders, wat leuk", heel even dacht ik mij als Belg of Zuidafrikaan te presenteren, maar ik weet waar dat toe leidt: onnozel gevlei, dat het Vlaams of Zuidafrikaans toch zulke fraaie talen zijn, veel grappiger dan het Nederlands en vooral zoveel meer to the point, dus ik zei redelijk lijzig; "Ja, leuk, wij komen al veertien jaar in Kokkola", in werkelijkheid zijn het er maar vier, maar ik heb geleerd dat je nieuwkomers het best kunt intimideren met enige overdrijving, de heren stelden zich voor als Martijn Amser en Onno Verkommeling van de "United Frisian Bakeries" uit het Friese Molkwerum op onderzoek naar een nieuw soort knäckebröd: krentenknäckebröd en suikerknäckebröd, op de markt te brengen als respectievelijk krintsjeknak en sûkerknak, nu komt na drie dagen Kokkola elk knäckebröd me al de neus uit (en bakt Marga-Rina daarom van de honderdvijftig pond uit Nederland meegenomen tarwebloem iedere dag vers brood), dus konden we het gesprek gelukkig kort houden, we hebben de heren daarna nog slechts een maal ontmoet, waarbij ze vertelden ook de vervaardiging van olijfknäckebröd (oliifknak) en worstknäckebröd (woarsteknak) in overweging te zullen nemen; ze doen maar, beerenburgknäckebröd op de markt als widdofrouknak lijkt me ook een goede optie.
Een ding is duidelijk, ik dien er voor zorg te dragen dat Marga-Rina geen inzage krijgt ik in wat hier te berde breng, want nadat ze kennis had genomen, van wat ik gisteren, na onze terugkeer uit Kokkola, had genoteerd, ontstak ze in grote woede. Ik krijg daar altijd notie van doordat Marga Rina mij met mijn volledige voornamen begint aan te spreken: Sybren Niels Otto Theodoor gevolgd door mijn achternaam. Net als Marga-Rina ben ik het slachtoffer van een frivole vader. Marga-Rina vond dat ik uit het rijtje van onuitstaanbare Oostenrijkse zaken: het dialect, de leren broeken, het gejodel, de dansjes, het gehoempa, de hoedjes, de glühwein, het apres-ski-gedoe en het godgroeten haar belangrijkste reden om, nadat we in 1973 éénmaal in Maurach am Achsensee op wintervacantie waren geweest, dat land nimmer meer te bezoeken, had weggelaten: de dirndl. Zij was toen en is klaarblijkelijk thans nog steeds van mening dat ik het heb aangelegd met Annalise, het dienstertje in het hotel waar wij verbleven, en die haar, uit de kluiten gewassen, borsten trachtte te verbergen achter zo'n taartrand, waarmee een dirndl gewoonlijk is uitgerust. Volgens Marga-Rina was het woord "verbergen" geheel niet op zijn plaats en diende Annalises taartrand het tegendeel: de taartrand had maar een doel: mij "hitsig" te maken en alhoewel ik dat hevig heb ontkend, kon ik Marga-Rina niet van het tegendeel overtuigen, ondanks mijn voorstel om Marga-Rina op mijn kosten zelf een dirndl in Maurach am Achsensee aan te laten schaffen. Ze reageerde als door een wesp gestoken en informeerde of het mij in mijn bol geslagen was en of mijn volgende stap het openen van een bordeel met haar als hoer aan de Noordkade in Drachten was. Nadat gisteravond vanwege de dirndl de vlam voor de zoveelste keer in huize Koker-Cuyp in de pan geslagen was, ben ik anderhalf uur de hond gaan uitlaten in de hoop dat Marga-Rina bij terugkeer gekalmeerd zou zijn. Dat bleek niet het geval: Marga-Rina had zich opgesloten in de slaapkamer.
Ik voel me ontzettend alleen, nu Marga-Rina mij buitensluit, want Kasper, die ik gistermiddag na vijf maanden Kokkola uit het asiel in Beetsterzwaag gehaald heb, herkent me niet meer. Kasper, altijd al een wat moeilijk opvoedbare hond, is een Norwegeraner Fjord- en Fjeldhund, een pas sinds 1993 erkend ras, voorgekomen uit een kruising tussen een Bommerlunder Sennenhund en een North Lowland Foxterrier. Het wonderlijke van de Norwegeraners, en dat is exact de reden waarom Marga-Rina er een wilde hebben, is dat zij niet blaffen, maar een soort geluid voortbrengen, dat het midden houdt tussen gorgelen en laten van forse winden. Ik heb het vermoeden, omdat Marga-Rina weigert zich met Kasper op straat te vertonen en ik dus altoos Kasper dien uit te laten, dat Marga-Rina zich verkneukelt als ik met hem door de Noorderbuurt wandel. Zij dwingt mij Kasper, wanneer het het drukst is in het centrum van Drachten, aan de riem mee te nemen. Een vernederende exercitie, want het gebeurt veelvuldig dat ik wordt nageroepen met: "Goare opsoademiter" en dergelijk praat. In het begin wees ik op Kasper, maar dat had een averechts gevolg, want dan volgde steevast zoiets als: "Kinst wol tsjin dyn lytse hûn, Bokke Heidehipper?"