27.7.20

Standaardisering



Het was (en is) kostbaar om stoomtreinen te laten rijden en vanaf begin jaren twintig werden in Frankrijk pogingen ondernomen om met  benzine- en daarna ook met dieselmotoren uitgeruste railvoertuigen,  met name op kortere trajecten, spoorverkeer te onderhouden. Bijna iedere belangrijke autofabrikant had een autorails in de aanbieding, het was voor hen een poging het hoofd, nu het door de crisis qua autoverkoop tegenzat, boven water te houden. Bugatti had het bijvoorbeeld zonder de constructie van railvoertuigen in de jaren dertig niet gered. De grote verscheidenheid van materieel aangeleverd door die verschillende fabrieken zorgde voor problemen en bij de komst van de aaneensluiting van de diverse spoorwegmaatschappijen tot een geheel, de SNCF, in1938 onstond de behoefte aan een standaardtype autorails. Het  werd ontwikkeld uit de ADN van de Société des Arcéries du Nord van 1933 uitgerust met een zescylinderdieselmotor van de Maschinenfabrik Augsburg-Nürnberg (MAN), waarvan verschillende prototypes dienst deden bij de P.L.M., de PO, de Nord en de État. De toepasselijk genaamde "Standard" kwam vanaf 1936 op de rails, waarvan de meeste (39 stuks) naar het noorden gingen. De voor de bouw verantwoordelijke firma's waren de al  genoemde Société des Arcéries du Nord (ADN), de Compagnie Industrielle de Matéteriel de Transport (CIMT), de Société Nouvelle des Établissemenst Decauville, de Compagnie Française  de Matériel de Chemins de fer (CFMCF), de Société des Anciens Établissements De Dietrich, de Société de Bacalan en tenslotte Renault dat de twaalfcylindermotoren ging leveren. De versnellingsbak was een ontwerp vn de Schweizerische Lokomotiven und Maschinenfabrik in Winterhur. In 1939 waren er 57 "Standards" bij de SNCF in dienst, na de oorlog werden 54 ervan gereviseerd: de motoren werden vervangen  door sterkere Renaultmotoren (i.p.v. 265 300 pk), terwijl, omdat de koeling te wensen overliet, aan beide zijden op het dak extra radiateurs werden geinstalleerd. In 1958 was er 1 "Standard" in het oosten van Frankrijk op de rails, in het noorden waren dat er 52, ze verdwenen in 1970.