Gisterochtend om zes uur met de Panhard naar Dalfsen voor de tweejaarlijkse APK, in anderhalf uur zonder fileproblemen ter plaatse. Om half twaalf, na goedkeuring, de terugreis aanvaard, het was aanzienlijk drukker en ik deed er tien minuten langer over, toch blijf ik me erover verbazen dat een vijftig jaar oude auto zo gemakkelijk met de rest van het verkeer meekomt: een luchtgekoelde tweecylinder viertact met een inhoud van 850cc! Ooit, het moet in 1965 geweest zijn, had ik mijn eerste rijlessen in een PL17, dat was geen groot succes omdat ik in Hilversum werkte, in Den Haag woonde, alleen 's avonds kon lessen en het had dus niets met Panhard te maken. Uiteindelijk ben ik in Hilversum rijles gaan volgen en ben ik - o, schande - afgereden in een Opel. Toch even terug naar 1965, niemand haalde het toen in zijn hoofd in een vijftig jaar oude auto even naar Dalfsen te rijden. Met een dertig of vijftendertig jaar oude wagen, zou het best gegaan zijn, dus stel ik vast dat de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw buitengwoon belangrijk zijn geweest voor de ontwikkeling van de auto.
Een paar maanden geleden schreef ik op dit blog over ute's, Australische en Nieuwzeelandse (waarom is dat eigenlijk niet Nieuwzeeuwse?) van personenauto's afgeleide lichte vrachtwagentjes, die wij pick-uptrucks noemen. Zuidafrikanen hebben een beter woord: bakkie. Bij "Classis Jaap" stond gister zo'n van de Peugeot 203 afgeleid bakkie, de normale 203 stond er trouwens ook.
De 203 werd in 1948 op de Parijse Salon aan het publiek voorgesteld, de verkoop begon in januari van het volgende jaar en tot april 1955 bleef de 203 - in diverse vormen - de enige Peugeot. Het bakkie, in Frankrijk l'utilitaire of preciezer le plateau baché, werd altijd in grijs afgeleverd en had een huif, die gister in onderdelen in de laadbak lag. Gerestaureerd ziet de wagen er zo uit, dus geen wieldoppen en ook geen verchroomde bumper.