9.6.12

Begrafenisauto


Ongeveer vijf jaar geleden schreef ik dit op mijn blog:
 "Die zaterdagmiddag had ik een lijkwagen gekocht. Ik was al een tijdje op zoek geweest naar een vervangende auto gedurende de winter voor mijn Chevrolet cabriolet uit 1938. Ik had eerst in het dorp waar ik woonde geinformeerd bij een lokale garagist of ik zijn verouderde begrafenisauto kon kopen, maar die vond dat niet verantwoord tegenover zijn klanten. Uit Amsterdam had ik met drie vrienden drie verlengde Mercury volgwagens uit 1957 gehaald voor het gezamenlijke kapitale bedrag van duizend gulden, maar zo’n auto met separatie en strapontins was toch wel erg groot en gebruikte veel benzine. In de Betuwe vond ik een Ford Ranchwagon uit 1953 met zwart/zilveren gordijntjes, kortom compleet met alles wat een begrafenisauto tot begrafenisauto maakte. Heel indrukwekkend, startte de verkoper, buiten de wagen staand door het sleuteltje om te draaien, de motor. Daarna maakten we een heel lange proefrit. Ik kreeg het gevoel dat de man maar moeilijk afscheid kon nemen, terwijl ik al lang besloten had dat dit mijn auto voor de winter zou worden. In de garage stond al een jongere begrafenisauto klaar. Achter de man liep ik naar zijn kantoor om te betalen, de wanden van het kantoor waren van boven tot onder beplakt met foto’s van racewagens. Compensatie voor iemand die altijd bijna stapvoets rijdt?"
Later leerde ik dat Neil Young zich ook een poos met een lijkwagen verplaatst had. In mijn archief vond ik vanmorgen onderstaande foto. De kans dat je in een begrafenisauto werd aangehouden nam met een fors percentage toe, het is mij ook een aantal keren overkomen, maar als de zaakjes mechanisch voor elkaar waren, kon je doorrijden, maar morbide vond men het klaarblijkelijk wel.