7.7.14

Hobby

Een hobby had hij zover hij zich kon herinneren nooit gehad. Zijn ouders hadden dat wel geprobeerd te veranderen door hem een blauwe maandag lid te laten zijn van de padvinderij, alhoewel de activiteiten daarvan altijd op een vrije zaterdagmiddag plaats vonden. Hij was echter gauw uitgekeken op het aanleren van de ingewikkelde, zogenaamde zeemansknopen waarvan hij het nut niet inzag en de teksten van de liederen die bij het knopen werden gezongen konden hem evenmin bekoren. Waar sloeg een tekst als "Wij zijn rasechte Turken en roken Fatima" in godsnaam op, hij was geen Turk en rookte niet. Daarna was hij door zijn moeder op korfbal gedaan, maar door diezelfde moeder daar weer afgehaald toen bleek dat er om de veertien dagen naar een dorp in de omgeving moest worden gefietst waar dan op zaterdagmiddag op een van schapenkeutels vergeven weiland gekorfbald moest worden. Hij kwam besmeurd thuis, stonk een uur in de wind en zijn moeder had extra veel wasgoed. 
Later, hij was getrouwd, had hij wel eens op zondagmiddag samen met vrouw en hun ene kind, een meisje, langs de kant van de weg gezeten om het andere verkeer te aanschouwen, maar bermtoerisme kon je eigenlijk geen hobby noemen. Soms had hij wat in zijn tuintje omgeklooid, had twintig kilometer gefietst, had veertien boekjes van Tom Poes en Ollie B. Bommel gekocht en deels gelezen, maar daar was het bij gebleven. 
Sinds kort had hij toch wat hij een hobby noemde: voordat hij 's avonds insliep bedacht hij een volgens hem niet bestaand woord, dat hij de volgende ochtend voordat hij ontbeet op de computer opzocht. Hij had zijn vrouw verteld dat dat het enige nut was van een computer: woorden verzinnen en dan kijken of ze bestonden, dat kon vroeger toen er geen computers waren immers niet. "Jamamil", riep hij tegen zijn vrouw, "heb ik net opgezocht, jamamil is een winkel in Al Azziziyah in Saudi Arabië. Vraag in onze straat iemand anders wat jamamil is, vraag om het even iemand in ons dorp wat jamamil is, dat weet geen hond."
"Ja Kees, dat weet geen hond, maar wat moet je met die wetenschap? Wat heb je er aan?"
 "Daar gaat het niet helemaal niet om. Natuurlijk ga ik niet winkelen in Al Azziziyah, maar het is toch prachtig om zoiets te weten, net als tarentol. Tarentol, ook een pracht woord. Dat heb ik gisteravond bedacht en ik ga nu kijken of het bestaat, Heleen!" En hij zei bijna plechtig: "Het is een anagram voor tolerant!".