Goed, daar is die andere naam voor 'old timey', hillbilly, al zullen de muziekgeleerden, zoals we van geleerden gewend zijn, ongetwijfeld verschillen tussen de twee weten op te merken. Het was trouwens een merkwaardige wereld, die van de grammmofoonplaat bedoel ik, in de jaren twintig. Je had een aparte markt voor de gekleurde medemens, dat waren in de Verenigde Staten de zogenaamde race (sic) records. Voor al de immigranten, die zich nog niet helemaal thuisvoelden, werden eveneens opnamen gemaakt: Iers, Pools, Joods, Fins, Mexicaans, Zweeds, Tsjechisch, noem maar op. Veel van die markt bleef er trouwens na de de beurskrach van 1929 niet over: de mensen konden hun geld wel beter gebruiken. Maar protocountrymuziek, zeg hillbilly, bleef in trek, het publiek daarvoor was klaarblijkelijk groot genoeg. In 1924 nodigde Columbia violist/kippenboer Gid Tanner uit voor een opnamesessie samen met de eveneens uit Georgia afkomstige gitarist Riley Puckett, het duo werd twee jaar later uitgebreid met een ander duo (Clayton McMichen, viool en Fate Norris, banjo) dat als deel van een groepje furore had gemaakt op het radiostation WSB in Atlanta onder de naam 'Lick the Skillet'. Het nieuw gevormde kwartet ging verder als Gid Tanner and his Skillet Lickers en maakte tussen 1926 en 1931 tal van grammofoonopnames.