De opvolger van de serpent - natuurlijk een uitvinding uit de aan de uitvindingen zo rijke negentiende eeuw - was de ophicleide, in feite zoals de naam al zegt een serpent met kleppen of sleutels: ophis is Grieks voor slang en cleide is afgeleid van het Griekse woord voor sleutels: kleis. Net - zoals bij de latere saxofoons - werd er een familie opgezet, alhoewel de basophicleide het langst in gebruik bleef.
Een aantal componisten - Mendelssohn, Berlioz, Meyerbeer, Saint-Saëns, Wagner - heeft het instrument voorgeschreven, maar in de concertzaal wordt het weinig meer gebruikt en wordt de rol overgenomen door de fagot. Maar soms houden orkesten zich aan wat de componist bedacht heeft en hier dus zowel de ophicleide als de serpent in Berlioz' "Symphony Fantastique". Vervolgens horen we twee ophicleides en tenslotte een compositie van Johann Nepomuk Hummel voor ophicleide en piano.