24.2.18

1935

Drie automobielen van drie verschillende fabrikanten uit drie verschillende landen, maar met één idee: de bouw van een meer gestroomlijnde personenwagen. Van achteren naar voren: een Chrysler, een Peugeot en een Volvo. Natuurlijk verschillen ze - en niet alleen in grootte - van elkaar, maar er zijn ook overeenkomstige details: zie de versiering op de zogenaamde fender skirts, de platen die de achterwielen bedekken.
Deze Chrysler "Airflow" was een poging om het revolutionnair ogende model van 1934 met een voor het publiek aanvaarbaarder grille beter verkoopbaar te maken. De productie van de "Airflow" begon in januari 1934, maar de auto verkocht  slecht, er werden slechts 11929 exemplaren gesleten. Het bleek een misrekening, het Amerikaanse publiek was er niet klaar voor, terwijl er met de "Airflow" niets mis was, op de zoutvlakte van Bonneville reed een "Airflow Imperial coupe" vijfhonderd mijl met een gemiddelde snelheid van negentig  mijl per uur en verpletterde daarmee 72 Amerikaanse records. 
Deze Peugeot "402" voorgesteld op de Parijse autosalon in 1935 oogde net zo baanbrekend als de Chrysler van het jaar daarvoor en kon zelfs worden geleverd met een volledig automatische versnellingsbak van Gaston Fleischel, die de kosten overigens wel met 6000 francs omhoog dreven en spoedig werd vervangen door een electro-magnetische Cotalbak. De "normale" versnellingsbak had drie versnellingen, waarvan twee en drie gesynchroniseerd.
 Deze Volvo, de PV 36, met de naam "Carioca" (naam voor een inwoner van Rio de Janeiro en  een twee jaar eerder in een Hollywoodfilm geïntroduceerde dans) had een zescylindermotor  met  een inhoud van 3670cc en bleek net als de Peugeot een verkoopsucces: er werden vijfhonderd exemplaren gebouwd.