Niet alleen in de passagiersdienst verdrongen benzine- en dieselmotor stoom, dat gebeurde ook bij het rangeren, dat had diverse redenen: stoom is niet ogenblikkelijk beschikbaar en op de locomotief zijn twee man nodig. Toch duurde het geruime tijd voor alle stoomlocomotiefjes in de rangeerdienst in Frankrijk verdwenen. Eén van de vervangers was bovenstaande Y-1000 (al het rangeermaterieel van SNCF kreeg een Y voor het nummer), die in 1947 werd gebouwd, door een fabriek, waarvan de naam tien jaar later niet meer te achterhalen viel, de maximumsnelheid was niet hoog: 15 km/u, maar
de trekkracht ruim voldoende. In 1958 was een tweetal actief, één in het
oosten en één in het westen van Frankrijk.
Men was er rond 1850 al achter dat er een diversiteit aan locomotieven
nodig was: locomotieven voor het vervoer van personen, locomotieven voor
het vervoer van goederen en locomotieven voor rangeerwerk, De eerst
genoemde locomotieven legden grote afstanden af en reden met een losse
tender met water en kolen, die losse tender hadden de
rangeerlocomotieven niet nodig, ze konden, omdat ze alleen maar op een
rangeerterrein bij een station dienst deden regelmatig water en kolen
opnemen: zo ontstond de tenderlocomotief. Hierboven staat zo'n
tenderlok, die in 1850 bij de P.L.M. in dienst kwam.
Tussen 1857 en 1882 werd een een groot aantal van een losse tender voorziene lcomotieven gebouwd, de zogenaamde "Bourbonnais", oorspronkelijk bedoeld voor het trekken van goederentreinen. Tussen 1907 en 1913 werd een aantal omgebouwd tot tenderlocomotief voor de rangeerdienst, in Somain en Valenciennes was in 1958 - na bijna honderd jaar - nog steeds een viertal actief.