Ik ben een kind van mijn vader. Hij kwam niet naar mij, ik moest naar hem, dus ik las wat hij in de krant las om een gesprek met hem te kunnen voren. Jaren na zijn dood zei een broer van hem tegen me dat ik op tienjarige leeftijd volledig op de hoogte was van alle politieke kwesties die speelden. Mijn moeder hield me destijds op de hoogte van meer praktische zaken: hoe haalde je een stekker uit elkaar en hoe repareerde je die. Bovendien leerde ik van haar de namen van planten en vogels. Soms leerde ik ze in het Fries. Jaren later, toen ik op de kweekschool een rijtje vogels moet benoemen, zei ik protter bij het zien van het plaatje van een spreeuw. De leraar keek verbaasd en zei die vogel is een spreeuw. "O ja", zei ik, "dat is een spreeuw". En vertelde vervolgens waarom ik protter gezegd had. Voor de meer moeilijke zaken verwees mijn moeder me naar een oom van haar, die in de buurt woonde. Van oom Hans leerde ik bijvoorbeeld een fietsband plakken en een vlieger maken.