20.2.11

Voer voor kynologen 3


Het blijft een zeer verwarrende wereld voor een Norwegeranereigenaar, want ik ontving eveneens onderstaande missive van een mij onbekende heer uit Nieuwegein:


Zeer geachte heer Koker,
Van een kennis vernam ik de problemen met Uw Norwegeraner. Ik leef met U mee en ik kan mij Uw gevoel van onbehagen met Uw huisdier buitengewoon goed voorstellen, want ook ik had tot medio maart vorig jaar een Norwegeraner. Ik heb deze ten einde raad naar een asiel gebracht. Wist U trouwens dat, van de de ongeveer 350 in ons land aanwezige Norwegeraners, zeventig procent in een asiel zit? Inmiddels worden ze daar dan ook niet meer geaccepteerd, omdat dat zij daar waarschijnlijk tot het einde hunner dagen zullen moeten verblijven, want de Norwegeraner staat, buiten het clubje rond mevrouw B. Rodzeman, bekend als de mafioso onder de honden. Onopvoedbaar, met een misdadige inborst, die zijn gelijke onder de blaffende viervoeters niet kent, wat het kynologentuig ook moge beweren. Maar er wordt door dit - excusez le mot - hondenkennerrapalje grof geld aan deze misbaksels verdiend middels oprichting van allerlei instituten met fraaie, pseudo-wetenschappelijke namen als kynologisch opvoedkundig- en relatie-adviesbureau. Ik geeft U de raad noch met deze instituten, noch met de zogenaamde vereniging van mevrouw B. Rodzeman in zee te gaan, want laatstgenoemde opereert weliswaar zogenaamd als voorzitster van een vereniging, doch in feite gaat het om een stichting, waarin U, noch enig ander "lid" iets in te brengen heeft. Mevrouw B. Rodzeman – Barkenstein is voorzitster van de eerste en enige Nederlandse Norwegeraner Ras Vereniging (NNRV), haar echtgenoot Barend secretaris-penningmeester en haar dochter Beverley lid van het bestuur, met zijn drieën bestieren zijn niet alleen de zogenaamde vereniging, maar ook de grootste Norwegeraner kennel in West-Europa, terwijl Beverley onder de achternaam van haar echtgenoot, ene Bas ten Aken, de logopediste uithangt, van wie de Norwegeraner in een week zou kunnen leren blaffen. Onzin, meneer Koker, een Norwegeraner valt niets te leren! Dat verhaal over een zingende, Griekse, door zijn baas op bouzouki begeleidde Norwegeraner, behoort net als alle andere verhalen van mevrouw B. Rodzeman tot de fabels, in dit geval, naar ik veronderstel, van Aesopos. Inmiddels heb ik even een blik op de kaart van Friesland geworpen en ontdekt dat zich iets ten Zuiden van Drachten rond Beetsterzwaag uitgestrekte bossen bevinden. Wat let U, waarde heer Koker, om Uw Norwegeranner met een stuk touw aan een boom te binden en U vervolgens razendsnel uit de voeten te maken? In deze tijd, met een credietcrisis, kunt U Uw geld waarchtig wel beter besteden dan aan een Norwegeraner, neemt U dat alstublieft van mij aan.

Met compassie en hoogachting,
S. Loverbeek, Nieuwegein.

De post, of hoe zulks tegenwoordig ook mag heten, bracht me net het door mevrouw Rodzeman beloofde clubblad. Ik ben nog niet tot lezen gekomen, maar ik wil mijn trouwe lezers de voorpagina alvast niet onthouden: