1.6.13

Toeval 6

Dus stond in het hoofdgebouw, de echte herberg, een kamer leeg. Maar ook daarvoor meldde zich een vaste gast, Georgette d' Enchaleur uit Evreux, een wat verlopen typetje, dat al te graag verkondigde dat ze van zeer oude Franse adel was en zich het liefst ophield in de nabijheid van Gudrun von Dönsk. Haar Duits was niet om aan te horen, maar ze wist alle andere gasten duidelijk te maken "das was in die Doitsche Sprache 'von', in die Franzoisische Sprache 'en' war und das darumme Frau von Dönsk und sieselbst vornèm und adlisch waren." De enige die haar op het oog een gewillig oor leende was Wietze van Rheu, maar madame of mademoiselle (de andere gasten waren het oneens over haar al dan niet huwelijkse staat) sloeg ook bij hem hardnekkig toe vanwege het 'van' in zijn naam. Hij had haar proberen duidelijk te maken dat "van" in Nederland geen enkele betekenis had, maar daar wilde ze niets van horen: "Herr van Roi, Sie sind sèr sikèr adlisch, nischt nur vonwegèn 'van', abèr auch vonwegen Roi, Sie sind wahrscheinlik von lignée extraconjugale, wie sagt man auf Deutsch, ausserehelische Abstammung, vielleicht von Franzoisische König, kann sein Louis XIV sogar".