2.4.15

Gevatte gezegdes

Harmen Okkerdeis stamde uit wat je een politioneel geslacht  zou kunnen noemen, overgrootvader Sebastiaan Harmenz. Okkerdeis had in 1943 nog Joden uit huis gehaald waardoor het er kort na de bevrijding heel even somber voor hem en een groot aantal collega's had uitgezien maar alles was begin 1946 vergeten en vergeven, per slot ging het maar om Joden en Sebastiaan Harmenz, herhaalde een grapje van hem uit de oorlog: het was de hoogste tijd dat de Joden een Antoontje Mussert lager zongen. Grootvader Harmen had in 1975 de lange lat nog gehanteerd tijdens de Nieuwmarktrellen in Amsterdam, dat was kort voor hij afzwaaide en de vader van onze Harmen, die naar zijn grootvader Sebastiaan heette, het wapenstokje overnam en zich nog duchtig weerde tijdens de kroningsrellen. Geen van de Okkerdeis had ooit gedemonstreerd, maar nu was het er - het ging om de eigen salariëring - toch van gekomen, vorige week vrijdag had hij zich voor de eerste keer met een dienstauto uiterst langzaam over de snelweg verplaatst en vandaag had hij het opnieuw gedaan, omdat het morgen Goede Vrijdag was en op zo'n kerkelijke hoogtijdag demonstreert een diender niet. Hij had een voldaan gevoel, demonstreren kostte hem geen cent want het dienstvoertuig reed op benzine van de staat, hij had tegen collega Sanneke Balkenbrij, voordat ze met zestig kilometer de A12 opdraaiden, nog gezegd: "Zo krijgt Den Haag een bitterkoekje van eigen deeg!" Want de Okkerdeis stonden nog steeds bekend om hun gevatte gezegdes.