Omdat Forts een
weinig origineel man was begon hij "Ridi Pagliaccio" te spelen, hij
had natuurlijk ook "Ory's Creole Trombone" kunnen blazen, maar dat
nummer kende hij niet. Frederika Teeven kende dat trouwens ook niet; zij zette
van pure zenuwen "Aan de Amsterdamse Grachten" in, dat, zoals de naam
reeds zegt, eveneens weinig met New Orleans te maken heeft. Schouwburgdirectrice
Wuttelsje - Lepelenboer, nog immer in de coulissen, zag haar theater in een
puinhoop veranderen, ze had de politie gebeld, maar het dichtsbijzijnde bureau
bleek gesloten en de kans was uiterst gering dat binnen een half uur een agent
ter plaatse kon zijn, werd haar verzekerd. Iedereen participeerde achter in de
zaal in de strijd, zo had bijvoorbeeld Diederika Samsom uit voorzorg haar
platinakleurige pruik afgezet en in haar met rode roosjes versierde slipje gefrommeld, voordat ze met
de kreet "Harrekrastus! Harrekrastus! Harrekrastus!" Antonia van den
Ketelaere, die speciaal met haar zusters uit Reet bij Antwerpen voor een
optreden van de drie tromboneurs was komen aanreizen, een kopstoot gaf. Dat had
Diederika beter niet kunnen doen, want de Reetse zusters Van den Ketelaere -
Antonia, Hendrika en Esmeralda - hadden, in een nog niet zo grijs verleden, een
uit het naburige Kontich afkomstige onverlaat, die voorgesteld had een avondje te
gaan kwartetten zonder kaarten, een tandartsrekening bezorgd van
vijfenzestighonderd euro. "Blottekop!" riep Hendrika, gevolgd door
Esmeralda met: "Vleesklak!" Diederika kreeg van Antonia,
tegelijkertijd met een forse stomp in de maagstreek, "Pekelteef!"
toegevoegd, daarna werd Diederika door de zusters opgetild en als een baal
ongebleekt katoen over de hoofden van de strijdenden weggesmeten. "Zo doen
we dat met Hollandse karottentrekkers", siste Esmeralda. "Kom meiskes,
we gaan naar huis.", zei Antonia en de zusters verlieten het strijdgewoel.
Diederika mompelde met een bebloed hoofd: "Kunnen ze wel, een joint
strike, in plaats van één tegen één" en verloor het bewustzijn.
Forts speelde nu
al dertien minuten lang "Ride Pagliaccio", maar er viel nog steeds
niets te lachen; Leoncavallos' compositie zette geen zoden aan de dijk,
integendeel, de gevechten werden heviger. Wobkjewumke Rabbinaat - van
Scharnegoutum uit Menaldum, die haar zeventienjarige zoon Wolfgang-Ulbe, met
het syndroom van down, een gezellig avondje had geprobeerd te bezorgen, raakte
verward in de mêllée toen de zoon plotseling, vergezeld van slurpende geluiden,
op smekende toon uitriep "Jak los".Wobkjewumke antwoorde terwijl ze
hem aan de hand greep: "Nee, leave dat giet no net, mem kin 't jak no net
los meitsje". Petrus Franciscus Johannes Servatius Chrysantus Paulus
Phlateranus Timotheus Maria Pulvermans uit Roermond, die vanwege zijn vele
voornamen altijd op de lokale VVD gestemd had en nog steeds een t-shirt droeg
met het portret van Jos van Rey in een zwarte thong op voor- en achterzijde,
had evenwel iets geheel anders verstaan en dacht dat Wolfgang-Ulbes kreet tegen
hem gericht was: "Jakhals? Heilige Moeder Gods, wat denk jij wel wie je
voor je hebt, sjabbetuuch van de richel" en begon meteen uiterst
gepassioneerd op Wolfhang-Ulbe los te beuken. Dat liet Wobkjewumke niet over
haar kant gaan en ze greep Pulvermans bij zijn ballen, die ze stevig
samenkneep. Ze had per slot van rekening in haar jeugd nog met de hand gemolken
en Wolfgang-Ulbe was haar alles.
Wouter
Bouterstein, in Den Haag, van waaruit hij na zijn recente scheiding "van
se wèf' weer bij "se soogteef" was ingetrokken, beter bekend
als Wâht Bâht, stond nu al meer dan een half uur voor de schouwburg op zijn
moeder te wachten. Het was inmiddels kwart voor elf en hij had overduidelijk de
smoor in. Hij had een paar keer geprobeerd de aandacht van de portier te
trekken, maar die had niet gereageerd. Hij begon een flinke trommelpartij op de
draaideur. De "geünifomeedûh huftûh" opende uiteindelijk een zijdeur
waardoor gewoonlijk invaliden werden binnengelaten. "Kankûhlèjûh",
begon Wouter, is 't in je Gooise lèhpe knèhter geslagen? Ik kom me moedâh haluh
en die sâhw om kwart over tien buitûh weze, gombal. Wegweze lèhphannus!"
en Wouter stierde naar binnen, zag de vechtende menigte, maar zijn moeder niet.
Hij had weinig trek zich in "'t geraus" te werpen en vond na enig
zoeken een andere deur, die hem via een trapje op het podium bracht, waar Forts
en Frederika Teeven - maar nu gezamenlijk - net aan "De Amsterdamse
grachten " waren begonnen.