19.2.07

Verzamelen

Begin december 1952 moet mijn vader bij Radio Vaartjes in Leeuwarden mijn allereerste grammofoonplaat hebben aangeschaft: Louis Armstrongs “Basin Street Blues”, met “Mighty River” op de keerzijde. Het etiket van de 78-toerenplaat bevatte weinig informatie, ik heb die er later bijgezocht en op een miniem stukje papier in veel te kleine lettertjes geschreven en over het originele etiket geplakt. Niet lang daarna, we waren naar Den Haag verhuisd, kreeg ik van tekenaar Karel Links twee andere 78-toerenplaten van Armstrong: “Song of the Islands”/ “Confessin’” en “Body and Soul”/ “You can depend on me”. De bezetting van de orkesten heb ik niet langer op het etiket, maar op de hoes gezet. Muzikaal gezien was het begin van de jaren dertig, toen de opnamen gemaakt werden, niet Armstrongs sterkste periode, schreven de jazzgeleerden, van wie ik ijverig boeken ging lezen, ik had de “Hot Five” en “Hot Seven” moeten krijgen. In 1953 kocht ik mijn eerste langspeelplaten: een verzamelplaat met oude jazz en een plaat van de Chicagodrummer George Wettling. Maar langspeelplaten waren duur en ik was dus veroordeeld tot de aanschaf van 78-toerenplaten. Er verschenen mooie series van “Vocalion”, daar zaten inlegvellen bij met veel informatie., ik hoefde niet langer op etiketten of hoezen te schrijven. Daarna kwamen de 45-toerenplaatjes, de EP’s (EP stond voor Extented Play): daar heb ik veel van gekocht. Philips kwam zelfs met een soort brievenbusgrammofoon, die alleen maar 45-toerenplaten kon draaien, (je stopte het plaatje in een gleuf en het begon automatisch te spelen), ik won zo’n kreng bij een tekenwedstrijd. Het was woekeren met geld, want ik ontwikkelde me tot een soort postzegelverzamelaar van muziek: ik kocht lang niet altijd wat ik mooi vond, maar wat ik ik in mijn verzameling miste. Achterin een boek, geschreven door een van de jazzgeleerden, stond een alfabetische lijst van musici, als ik een plaat van een muzikant veroverd had, kreeg hij een sterretje voor zijn naam. In een boek van een andere jazzgeleerde stond een grafiek hoe de stijl op de verschillende instrumenten zich ontwikkeld had, ook die grafiek werd nijver gevolgd. Achteraf gezien een absurd verzamelgedrag, maar ik leerde veel.
Zo moet ik ook bij Fats Waller zijn aangeland en ik vond zijn muziek prachtig: hier was iemand die
een fantastische hoeveelheid humor door zijn muziek klutste. Voor mij ligt het destijds aangeschafte 45-toerenplaatje, de veel te jong overleden Waller, sigaret tusssen de lippen, uiteraard achter de piano, lacht me toe. RCA EPA-1503 YEA, MAN, SEND ME met “You meet the nicest people in your dreams”, “Caroline Shout”, “I’m crazy ‘bout my baby” en “My very good friend the milkman”. Er is in mijn verzameling veel van Waller bijgekomen, zowel op elpee als op CD. De jazzgeleerden mogen dan wel beweren dat Waller serieuzer met zijn talenten had moeten omspringen en zelfs schrijven dat Waller het uiteindelijk betreurde dat hij het komische pad was ingeslagen: er zijn weinig musici, die in staat zijn me zo op te vrolijken als Waller.