20.2.07

Phiny Dick



Een vreugdevolle, maar ook een nerveuze dag: in Weesp vind ik in een winkel een lang verloren kinderboek terug. Ik weet niet eens zeker of ik exact dit boek van Phiny Dick had. Maar zij schreef het en het gaat over Pom van de Pomheuvel en dat is voor mij voldoende. “Van Pom, Verk en Fop” heet het en het werd geillustreerd door iemand wiens naam me toen niets zei, haar echtgenoot Marten Toonder. Ik ben blij, maar ook zenuwachtig, is het boek na meer dan zestig jaar nog steeds in staat me laten lachen? Ik heb het een paar uur geleden dichtgeslagen, uit.
En ik heb, net als toen, veel gelachen. Dat noopt tot citeren.

“Maar Konijn schuidde langzaam z’n hoofd. “Ik moet een naam verzinnen”, vroeg hij.
“Een naam?” vroeg Pom. “Waarvoor een naam?”
“Een naam voor mezelf”, legde Konijn uit. “Jij hebt toch ook een naam? Jij heet Pom en al vind ik dat nu ook niet erg mooi, het is er toch maar een.”
“Ja, ja “, zei Pom.
“En wanneer ik door het bos loop”, ging Konijn verder, “en Iemand roept: “Konijn!”, dan komt m’n hele Familie en Over-Familie er aan, omdat ze allemaal “Konijn” heten. En daar word ik zo moe van! En nu loop ik een naam te verzinnen voor mezelf.....al een wandeling lang.....maar ik kan niets bedenken. En toen dacht ik bij mezelf: “Kom, ik ga naar Uil”, maar omdat ik zo erg nadacht ben ik hier terecht gekomen. Weet jij bij geval een naam voor me, Pom?”
“Hm”, zei Pom. “Hm, wacht een even.....Ik zal een glaasje Bosbessensap voor ons inschenken”, zei Pom, “dan kunnen we beter nadenken!”
En hij daalde in het keldertje af, waar alleen maar Lekkere Dingen stonden.
“Dit is mijn laatste fles”, zei Pom, toen hij terug kwam. “Maar, ja, een naam verzinnen is moeilijk en wanneer je Bosbessensap drinkt gaat het makkelijker.”
Ze dronken en Konijn vroeg: “Weet je al iets?”
“Nee”, zei Pom.
“Ik ook niet”, zei Konijn.
Pom schonk de glaasjes weer vol.
“Weet jij al iets?”, vroeg Pom, toen ze weer gedronken hadden.
“Nee”, zei Konijn.
“Wel”, zei Pom, “dan moesten we de fles maar leeg maken.....hoewel het mijn laatste is. Ik weet ook nog niets, zie je.”
Ze maakten Poms laatste fles Bosbessensap leeg.
“Weet je”, zei Konijn langzaam. “Het zou eigenlijk een deftige naam moeten zijn. ik ben niet iemand, die bij voorbeeld “POM” zou kunnen heten, vind je wel, Pom?”
“Nee”, zei Pom. “Waarom eigenlijk niet, Konijn?”
“O, eh......zomaar zei Konijn. “Dat is een kwestie van Persoonlijkheid. Uil heeft het me uitgelegd, zie je. het was erg moeilijk.”
“O, ja”, zei Pom, die er niet van hield om over Moeilijke Dingen te praten. “Ik weet anders wel een deftige naam!”, voegde hij er aan toe. “NICODEMUS! Vind je dat niet mooi, Konijn?”
“Nico-de-hoe?”, vroeg Konijn.
“Demus”, zei Pom.
“Ik ben een Konijn, Pom en niemand heeft me ooit een Mus genoemd”, zei Konijn bedroefd. Ik wil niet “Nico-de-mus” heten. Het is niet deftig. Het klinkt niet.”
“Ik heb een ezel gekend, die zo heettte”, verzekerde Pom.”Dat was een deftig Iemand. Hij droeg rode riemen over zijn schouders en hij kon lezen, net als Uil!”
“Maar ik wil niet zo heten”, hield Konijn vol. “Als je niets anders weet, ga ik maar naar huis, want zo’n naam wil ik niet hebben. Dag Pom. Bedankt voor de Bosbessensap.”

Ik had dankzij Phiny Dick, na al die jaren opnieuw een pracht dag, vandaag.