2.6.10

Brouwers

Maandag Jeroen Brouwers' "Hamerstukken Alle polemieken en korzeligheden"* aangeschaft . Bij het lezen veel aan mijn in 1999 overleden vriend G. moeten denken, want van G. leende ik ooit Brouwers' "Bezonken Rood". G. had als kleuter in een Jappenkamp gezeten en was er met polio uitgekomen. Ik wist weinig van de oorlog in Indië, bij ons thuis ging het, als al over de oorlog ging, over onze vermoorde familieleden. Dat was leed genoeg. Ik raakte meer en meer geinteresseerd in Brouwers omdat hij een polemiek voerde over de Jappenkampen met de destijds door mij bewonderde schrijver Rudy Kousbroek. Ik vond Kousbroek de enige schrijver die zinnige dingen zei over auto's, maar toen ik hem een keer ontmoette deed hij daar teleurstellend wegwuivend over. Net alsof het een jeugdzonde betrof. In de polemiek over de misdaden van de Japanners, die door Kousbroek werden gebagatelliseerd, koos ik de kant van Brouwers. En ik bleef boeken van hem kopen. Dus ook "Hamerstukken". Het eerste gedeelte van het boek gaat over Brouwers' jaren als herschrijver in Nederlands van Vlaamse boeken, die door Manteau werden uitgebracht. Dat viel jaren geleden buiten mijn interesse en het doet het in feite nog, want ik heb het boek een aantal keren weggelegd en ook de heibel met J. Weverbergh boeit me weinig. Pas bij het lezen van het deel "Hedendaagse Nederlandse Letteren" leg ik "Hamerstukken" nauwelijks meer uit handen. En dan moet de polemiek met Kousbroek nog komen. Wonderlijk dit lezen en me tegelijkertijd vriend G. herinneren. Een van de laatste keren dat ik hem zag was op de begrafenis van zijn moeder, waar ik eindelijk kennismaakte met G.'s zuster en zwager met wie hij al jaren gebrouilleerd was. Van G.'s moeders dood weet ik alles. Op een zondag bezocht ik G. in de kop van Noord-Holland, zijn moeder was ook op visite, want zij opende deur. Ze trok zich terug in een andere kamer, maar toen ze een glas water in de keuken kwam halen, zakte ze op de drempel in elkaar. Ik hielp haar weer overeind (G. zat al enige jaren in een invalidewagen) en drong er bij G. op aan een arts te bellen. Die kwam maar vond dat mevrouw de volgende ochtend maar het spreekuur van haar eigen dokter moest bezoeken. Later op de middag verloor de oude dame op de wc opnieuw het bewustzijn. Ik heb haar aangekleed en naar een bed gedragen. In de namiddag reed ik naar huis. De volgende ochtend om half acht ging de telefoon, G.: "Mijn moeder is vannacht hier overleden". Om acht uur heb ik de arts die de vorige dag het bezoek van de eigen dokter had aanbevolen opgebeld en de medicijnvlerk de huid volgescholden. Er kwam nauwelijks antwoord.

*Uitgeverij Atlas - Amsterdam/Antwerpen 2010 ISBN 978 90 450 1711 2