3.6.10

G.

Misschien was het onnozel van me, maar dan deelde ik die onnozelheid met heel veel anderen: ik verkeerde lang in de veronderstelling dat de zichtbare handicap, zijn gebrekkig lopen en het zitten in een invalidewagen, G.'s grootste probleem was. Brouwers' "Bezonken Rood" opende mijn ogen: het was G.'s kampsyndroom. G. deed altijd lacherig over zijn polio, de hoeveelheid harde grappen die hij maakte zijn niet te tellen. Het begon al toen hij, ik kende hem pas, vlakbij bij de Brandenburger Tor in Berlijn op een plaats waar absoluut niet gestopt mocht worden met een grijns uit de auto stapte op zijn benen wees en de agent die hem weg wilde sturen: "Kriegsbeschädigt" toevoegde en lachend, leunend op zijn stok verderstapte. Dat ik G.s handicap verkeerd duidde is tot daaraan toe, ik ben een leek op medicijngebied, maar dat zijn kampsyndroom nooit de aandacht heeft gekregen van psychiaters is een schande. Hij is een aantal malen opgenomen geweest, maar beter ging het hem nooit. Hij schreeuwde voortdurend om aandacht. Ik herinner me de keer dat ik 's avonds uit Hilversum thuiskwam in Den Haag en een afscheidsbrief vond. Ik heb de politie in Amsterdam gebeld, want daar woonde G. toen, en gevraagd of ze met de uiterste voorzichtigheid bij hem wilden gaan kijken. Hij is opgenomen. Dat was de eerste keer en er zouden nog een aantal zelfdodingspogingen volgen. Hij is, na opnieuw een afscheidsbrief, een haven ingestapt, na eerst zijn speciaal gemaakte schoenen te hebben uitgedaan. Toen ik hem kort daarop weer sprak, vroeg ik hem: "En wie dacht je met die schoenen een plezier te doen, die passen jou alleen!" Het enige dat door de psychiaterie gezien werd, was dat kleine mannetje met zijn ongelukkige beentjes. De medicijnlieden reageerden geen haar beter dan de doorsnee winkelbediende, die steevast het woord tot mij richtte als ik G. in zijn wagentje een winkel binnenduwde, terwijl hij wat wilde kopen.