In of rond 1966 verliet Zwadder
van Rijckeborstel de woongemeenschap rond Carel Lohdfaeger, hij was in 1953
gehuwd en zijn echtgenote Zambyntje Kwakernaak had genoeg van de strakke
leiding en het gedrag van Lohdfaeger. "De
man deugde niet en van enig fatsoenlijk dichtwerk was bij hem bovendien geen
sprake, hij was alleen geinteresseerd in het baltsgedrag van de bonte
kromteengaai en zo'n zelfde gedrag zag je bij hem. Hoe vaak hij me lastig
heeft gevallen met het open- en dichtritsen van zijn gulp, dat te vergelijken
is met het koerfluiten van de bonte kromteengaai, zou ik niet meer kunnen
zeggen. Op zeker moment was ik het zat en heb ik tegen Zwadder gezegd als ik
nog een keer die rits hoor dan ben ik weg en zo is het precies gegaan, ik ben
met onze dochter Philippina, tegen wie Lohdfaeger ook al geritst had,
weggevlucht naar mijn ouders in Tiel. Veertien dagen later heeft Zwadder de
woongemeenschap eveneens verlaten, overigens wel met achterlating van al zijn
dichtwerk, want dat was volgens Lohdfaeger gemeenschappelijk bezit en mocht
daarom niet uit de boerderij in Herwijnen worden meegenomen, Zwadder
heeft daarna zijn hele salmiakcyclus uit het hoofd moeten herschrijven.
Lohdfaeger is ondanks het ontvangen van de grote staatsprijs voor consumentenpoëzie,
hij schreef een bijkans onverkoopbaar bundeltje over de geneugten van gestoomde
kwartelpaté, uit handen van Gerrit Zalm, een schoft." Bovenstaand
verhaal las ik in een interview met Zambyntje van Rijckeborstel - Kwakernaak
uit 1991 in de Herwijnse Koerier (waarin opgenomen De Courant voor Herwijnen
van 1837), dat gepubliceerd werd naar aanleiding van het overlijden van Carel
Lohdfaeger.
Vrijdagmiddag j.l. snel even naar de boekenmarkt op het Spui in Amsterdam en gevraagd en gezocht naar het bekroonde werk van Carel Lohdfaeger. Dat viel waarachtig niet mee, want ik had, behalve dat het boek over de geneugten van kwartelpaté ging, geen idee van de titel van het boek, tot iemand, die toevallig naast me stond, uitkomst bracht: “O, u bedoelt “De eikenhouten canapé”, daar heeft Lohdfaeger inderdaad eind jaren tachtig een prijs voor gekregen.” Dat vereenvoudigde het zoeken aanmerkelijk en twintig minuten later had ik een exemplaar van het boekje in handen, nota bene met een krantenknipsel met een uittreksel uit het juryrapport, weliswaar voorgezeten door Gerrit Zalm, die ook de prijs van f.175,- uitreikte, maar ook de namen van de andere juryleden voor de staatsprijs “consumentenpoëzie” werden vermeld: Greetje Gabardin-Regenjas, Rein Kruimel, Bonno Schroefsma en Willem Nimmerboos, een kwartet Tweede Kamerleden, dat destijds furore maakte vanwege de enorme belezenheid. In het juryrapport werd Lohdfaegers taalvirtuositeit geprezen met name door het opwekken van eetlust, als voorbeeld werd het gedicht “Kwartel met stoofpeertjes” geprezen, dat ik vervolgens snel heb opgezocht in “De eikenhouten canapé” en hier laat volgen:
“Plonkerdieplonkklonk, plonk,
De kwartel spartelt, de stoofpeer
Gnuift, hoe heerlijk,
De kwartel gnuift,
De stoofpeer spartelt,
Ik eet,
De stoofpeer,
De kwartel,
Ik gnuif.
Dag kwartel.
Welterusten stoofpeer.
Het smaakt naar meer.”
Kort na de prijsuitreiking werd Lohdfaeger getroffen door het Spiegelsyndroom van Wroclawsky dat lijders eraan dwingt woorden omgekeerd te noteren, zodat bijvoorbeeld de eindstrofen van "Kwartel met stoofpeertjes" als volgt door Lohdfaeger moesten worden genoteerd om door de poëzieliefhebber correct te worden gelezen: "ki tee, ed reepfoots, ed letrawk, ki fiung. Gad letrawk. NetsuretleW reepfoots. Teh tkaams raan reem?" Met name zijn laatste jaren kon Carel Lohdfaeger in relatieve welstand doorbrengen, de oorzaak was m.i. niet de kwaliteit van zijn poëzie maar het Spiegelsyndroom van Wroclawsky, dat zorgde voor een hype onder de dichters in de Tielerwaard, veel van hen, niet behept met het syndroom, begonnen, zonder enige noodzaak, eveneens woord voor woord in hun dichtwerken om te keren en Lohdfaeger als hun grote goeroe te beschouwen. Ieder jaar werd in Herwijnen op 23 juni een Carel Lohdfaegerdag georganiseerd, waarbij hij met een Mercedes 230SL van huis werd gehaald en via Zworrelstraat en Sluimerskamp naar De Strobbel werd gereden, waar tot in de zeer vroege uurtjes, onder het genot van het eten van een aan het spit geroosterd speenvarken en het drinken van zogenaamde bubbels, keer op keer uit "De eikenhouten canapé" werd voorgedragen. Voor Lohdfaeger zelf was een apart vuur aangestoken met een grote bakplaat waarop tientallen kwartels, die levend waren aangevoerd, werden gebraden, terwijl de dames van het gezelschap - en dat was een vereiste - verkleed als stoofpeer, en met namen als Angela Gieser-Wildeman, Brigitte Gieser-Wildeman en Veronika Gieser-Wildeman ieder half uur vaderlandse liederen als "Ferme jongens, stoere knapen" en "Alle man van Neerlands stam" zongen, begeleid door het combo van Carel Lohdfaegers zoon Kaftan, dat voor het vriendenprijsje van 2500 gulden optrad.
Vrijdagmiddag j.l. snel even naar de boekenmarkt op het Spui in Amsterdam en gevraagd en gezocht naar het bekroonde werk van Carel Lohdfaeger. Dat viel waarachtig niet mee, want ik had, behalve dat het boek over de geneugten van kwartelpaté ging, geen idee van de titel van het boek, tot iemand, die toevallig naast me stond, uitkomst bracht: “O, u bedoelt “De eikenhouten canapé”, daar heeft Lohdfaeger inderdaad eind jaren tachtig een prijs voor gekregen.” Dat vereenvoudigde het zoeken aanmerkelijk en twintig minuten later had ik een exemplaar van het boekje in handen, nota bene met een krantenknipsel met een uittreksel uit het juryrapport, weliswaar voorgezeten door Gerrit Zalm, die ook de prijs van f.175,- uitreikte, maar ook de namen van de andere juryleden voor de staatsprijs “consumentenpoëzie” werden vermeld: Greetje Gabardin-Regenjas, Rein Kruimel, Bonno Schroefsma en Willem Nimmerboos, een kwartet Tweede Kamerleden, dat destijds furore maakte vanwege de enorme belezenheid. In het juryrapport werd Lohdfaegers taalvirtuositeit geprezen met name door het opwekken van eetlust, als voorbeeld werd het gedicht “Kwartel met stoofpeertjes” geprezen, dat ik vervolgens snel heb opgezocht in “De eikenhouten canapé” en hier laat volgen:
“Plonkerdieplonkklonk, plonk,
De kwartel spartelt, de stoofpeer
Gnuift, hoe heerlijk,
De kwartel gnuift,
De stoofpeer spartelt,
Ik eet,
De stoofpeer,
De kwartel,
Ik gnuif.
Dag kwartel.
Welterusten stoofpeer.
Het smaakt naar meer.”
Kort na de prijsuitreiking werd Lohdfaeger getroffen door het Spiegelsyndroom van Wroclawsky dat lijders eraan dwingt woorden omgekeerd te noteren, zodat bijvoorbeeld de eindstrofen van "Kwartel met stoofpeertjes" als volgt door Lohdfaeger moesten worden genoteerd om door de poëzieliefhebber correct te worden gelezen: "ki tee, ed reepfoots, ed letrawk, ki fiung. Gad letrawk. NetsuretleW reepfoots. Teh tkaams raan reem?" Met name zijn laatste jaren kon Carel Lohdfaeger in relatieve welstand doorbrengen, de oorzaak was m.i. niet de kwaliteit van zijn poëzie maar het Spiegelsyndroom van Wroclawsky, dat zorgde voor een hype onder de dichters in de Tielerwaard, veel van hen, niet behept met het syndroom, begonnen, zonder enige noodzaak, eveneens woord voor woord in hun dichtwerken om te keren en Lohdfaeger als hun grote goeroe te beschouwen. Ieder jaar werd in Herwijnen op 23 juni een Carel Lohdfaegerdag georganiseerd, waarbij hij met een Mercedes 230SL van huis werd gehaald en via Zworrelstraat en Sluimerskamp naar De Strobbel werd gereden, waar tot in de zeer vroege uurtjes, onder het genot van het eten van een aan het spit geroosterd speenvarken en het drinken van zogenaamde bubbels, keer op keer uit "De eikenhouten canapé" werd voorgedragen. Voor Lohdfaeger zelf was een apart vuur aangestoken met een grote bakplaat waarop tientallen kwartels, die levend waren aangevoerd, werden gebraden, terwijl de dames van het gezelschap - en dat was een vereiste - verkleed als stoofpeer, en met namen als Angela Gieser-Wildeman, Brigitte Gieser-Wildeman en Veronika Gieser-Wildeman ieder half uur vaderlandse liederen als "Ferme jongens, stoere knapen" en "Alle man van Neerlands stam" zongen, begeleid door het combo van Carel Lohdfaegers zoon Kaftan, dat voor het vriendenprijsje van 2500 gulden optrad.
Terwijl Zwadder van Rijckeborstel tot
zijn dood in 1971 geijverd had voor toelating tot het jaarlijkse boekenbal was
het hem nooit gelukt een kaartje te bemachtigen, hij had zich iedere boekenweek
verschrikkelijk opgewonden en vond dat hem groot onrecht werd aangedaan:
"Iedere imbeciel die een floddergeschrift over voetballers in de Drentse
vierde klasse samenstelt wordt toegelaten, maar een serieus poeët wordt de deur
geweigerd, typisch Nederland waar serieuze kunstenaars zoals ik met de nek
worden aangekeken." Het was maar goed dat Zwadder de laten jaren tachtig
niet meebeleefde toen Carel Lohdfaeger danzkij het Spiegelsyndroom van
Wroclawsky triomfen vierde en in 1988 met een lauwerkrans (snarkrewual) getooid
de Amsterdamse Stadsschouwburg betrad. Lohdfager had zelfs een dansje gemaakt,
al was het noodgedongen bij een solo gebleven omdat hij per abuis, hij was rond
twaalf uur al redelijk in de olie (kjileder ni de eilo), Harry Mulisch ten dans
had genood, die op stel en sprong geïnformeerd had wie die lachwekkende met een
lauwerkrans getooide dorpeling wel mocht zijn en zich had beklaagd over het
feit dat naast hem klaarblijkelijk iedereen maar werd uitgenodigd.