3.5.15

Poëzie


Onlangs ontmoette ik in een Naardens tuincentrum Philippina van Rijckeborstel, ik had haar sinds de jaren zestig niet meer gezien. We noemden haar destijds, zij was afkomstig uit de Betuwe, steevast het fruitbazinnetje van Tiel, naar analogie van de hoofdfiguur in een strip die lang geleden rond een pot jam gewikkeld zat. Het was een bijzonder leuk weerzien en zij beloofde mij de oorlogsgedichten van haar in 1971 overleden vader te sturen, die door de in Kockengen e.o. bekende componist Herman Krentjes Sr. in de jaren vijfitg getoonzet zijn. Gister onving ik een alleraardigst boekje met de oorlogspoëzie van Zwadder van Rijckeborstel, waaruit ik de volgende gedichten citeer:
                                              
                                 Ziet gij februari 1942?
Ziet gij hoe de kromvoet waait aan Neerlands kust?
Gods hamerteen - goed uitgerust - zacht de ferme branding kust.
Heel, heel Drente juicht van puur jolijt
Als het brandend braambos zich daarbij nedervlijt.

                                           Knobbelzwaan Lente 1944
De grofgebloemde negenoog keek vanuit zijn hoeken naar Scherpenzeel,
Zijn tranen stroomden in het broodbeleg, gespijkerd aan suiker en kaneel.
“Gut, o gut, o gut”, riep de gynaecoloog, want hij kon de k niet zeggen.
De grutto, adelaar en knobbelzwaan gingen ieder hun eitjes leggen.

                                              Paarl
Ach, Stadskanaal, gij onreine paarl voor de wilde zwijnen,
Ziet hoe licht uw scheefgestapte tred,
Dwars door 't opgeschudde hamamelisbed,
D' oorzaak ligt natuurlijk weer bij die schavuiten van konijnen.

                                 Acht uur in Portengen
Lombok, Soemba, Soembawa, ferme jongens, Timorknapen,
Een gevierendeeld gezinshoofd dient steeds lusteloos te gapen.
Lysolletje, Lysnolletje, wat staat die borstrok je bijzonder goed,
De teerpot is geworpen en de vetkaars brandt fel onder de hoed.

                          Botulisme   aan De Kaag 
Tombola der tombolisten in het bedauwde groengrijze lover,
Gefreiter Hampelmann gestrekt van lijf, hoopvol op weg naar Dover.
Botermes, Tegenzang, Avegoor, Flinterdun en Gregoriaan
Ziet ze daar in hun grauw, handgebreid badpak gebogen staan.

In "Negenendertig Jaar Vaderlandsche Poëzie: 1917 - 1946" van B. Zacharias Wezerik (Uitgeverij Clupea Sprattus, Standdaarbuiten, 1948) vond ik de volgende regels over Zwadder van Rijckeborstel:
“Zwadder van Rijckeborstel vormde samen met Vogeltje Zwelborst-Keimpema (haar vader herintroduceerde het voetloze Friese drankkelkje) en Simon Smalleweg, in 1938 de dichtersgemeenschap "De Wombatisten" in Jubbega 3e Sluis, nadat Van Rijckeborstel zijn eerste gedicht "Vachtgedruis" reeds in 1923 had gepubliceerd in "Het Nieuwsblad voor Rottevalle e.o.”. De Wombatisten stonden voor heldere, maar doordachte klanken en kregen in oostelijk Friesland zowel aanhang als navolging. Helaas koos Simon Smalleweg in 1941 voor collaboratie met de vijand en begon met publicatie  van propagandistisch en antisemitisch dichtwerk in "De Stormmeeuw", een uitgave van de Drentse N.S.B. Van Rijckeborstel en Zwelborst bleven echter het wombatisme trouw en namen duidelijk afstand van Smalleweg,  die na de oorlog een publicatieverbod kreeg van anderhalve week. Momenteel is er van Van Rijckeborstel een bundel in voorbereiding met oorlogspoëzie, waaruit we, terwijl we ons gelukkig prijzen, een voorbeeld kunnen publiceren.
        Om drie uur in de appelboomgaard augustus 1944
Onderhoudsbeurten op  de Kaag maar ook de Vinkeveense Plassen
Ach, hoe de zwangere veterdans ons kan verrassen en verassen
Kijk toch, kijk toch,  sukkelaarsjes met kunstleer gezoold,
Hoe de gelijkstroom van de autobatterij is omgepoold."

Vervolgens heb ik nog maar eens op het internet verder gezocht naar Zwadder van Rijckeborstel, die samen met Vogeltje Zwelborst-Keimpema de voornaamste naoorlogse dichter was van de Wombatistengroep. Klaarblijkelijk onstond in maart 1949 onenigheid en heeft Van Rijckeborstel de Wombatisten verlaten om zich aan te sluiten bij de "Negenenveertigers" rond Carel Lohdfaeger. Vogeltje Zwelborst-Keimpema heeft vervolgens met Uilkje Hamersma - Op de Tocht  en Zwalkje Zomerhof de Wombatisten omgevormd tot "Las Wombatistas", voornamelijk bekend door hun lesbische poëzie met Fátima Omberding als veel bezongen middelpunt.
De "Negenenveertigers" gingen  onder leiding van Lohdfaeger wonen in een gemeenschap op ornithologische grondslag - hun waarmerk was een dwarsgeveerd parelhoen - op Schiermonnikoog, om zich daarna blijvend te vestigen in Herwijnen in de Betuwe. Van Rijckeborstel werkte in de periode 1951 - 1963 voornamelijk aan zijn salmiakoeuvre, waarin hij op experimentele wijze de kwaliteiten van diverse dropsoorten bezong. Hier een voorbeeld uit 1955:
                                   Laurier
Droppiedropdrop. DROP. DRRRRRRROPPPPPP.
Zacht, o, O, o: laurier. Laurier. Zuig, zuig, zuig.
Droppiedropdrop. LAURIER. Schudt, schudt, schudt.
DDDDDDDDRRRRRRRROPPPPPPPPPP-
water. WATER. WATER. WATER. WATER. wawa...