Onlangs ontmoette ik in een Naardens tuincentrum
Philippina van Rijckeborstel, ik had haar sinds de jaren zestig niet meer
gezien. We noemden haar destijds, zij was afkomstig uit de Betuwe, steevast het
fruitbazinnetje van Tiel, naar analogie van de hoofdfiguur in een strip
die lang geleden rond een pot jam gewikkeld zat. Het was een bijzonder leuk weerzien
en zij beloofde mij de oorlogsgedichten van haar in 1971 overleden vader te
sturen, die door de in Kockengen e.o. bekende componist Herman Krentjes Sr. in de
jaren vijfitg getoonzet zijn. Gister onving ik een alleraardigst boekje met de oorlogspoëzie
van Zwadder van Rijckeborstel, waaruit ik de volgende gedichten citeer:
Ziet gij februari 1942?
Ziet gij
hoe de kromvoet waait aan Neerlands kust?
Gods
hamerteen - goed uitgerust - zacht de ferme branding kust.
Heel,
heel Drente juicht van puur jolijt
Als het
brandend braambos zich daarbij nedervlijt.
Knobbelzwaan
Lente 1944
De grofgebloemde negenoog keek
vanuit zijn hoeken naar Scherpenzeel,
Zijn tranen stroomden in het
broodbeleg, gespijkerd aan suiker en kaneel.
“Gut, o gut, o gut”, riep de
gynaecoloog, want hij kon de k niet zeggen.
De grutto, adelaar en
knobbelzwaan gingen ieder hun eitjes leggen.
Paarl
Ach, Stadskanaal,
gij onreine paarl voor de wilde zwijnen,
Ziet hoe
licht uw scheefgestapte tred,
Dwars
door 't opgeschudde hamamelisbed,
D'
oorzaak ligt natuurlijk weer bij die schavuiten van konijnen.
Acht
uur in Portengen
Lombok,
Soemba, Soembawa, ferme jongens, Timorknapen,
Een
gevierendeeld gezinshoofd dient steeds lusteloos te gapen.
Lysolletje,
Lysnolletje, wat staat die borstrok je bijzonder goed,
De
teerpot is geworpen en de vetkaars brandt fel onder de hoed.
Botulisme aan De Kaag
Tombola der tombolisten in het bedauwde groengrijze
lover,
Gefreiter Hampelmann gestrekt van lijf, hoopvol op weg naar Dover.
Botermes, Tegenzang, Avegoor, Flinterdun en Gregoriaan
Ziet ze daar in hun grauw, handgebreid badpak gebogen
staan.
In "Negenendertig Jaar Vaderlandsche Poëzie: 1917 -
1946" van B. Zacharias Wezerik (Uitgeverij Clupea Sprattus,
Standdaarbuiten, 1948) vond ik de volgende regels over Zwadder van
Rijckeborstel:
“Zwadder van Rijckeborstel vormde samen met Vogeltje
Zwelborst-Keimpema (haar vader herintroduceerde het voetloze Friese
drankkelkje) en Simon Smalleweg, in 1938 de dichtersgemeenschap "De
Wombatisten" in Jubbega 3e Sluis, nadat Van Rijckeborstel zijn eerste gedicht
"Vachtgedruis" reeds in 1923 had gepubliceerd in "Het Nieuwsblad
voor Rottevalle e.o.”. De Wombatisten stonden voor heldere, maar doordachte
klanken en kregen in oostelijk Friesland zowel aanhang als navolging. Helaas
koos Simon Smalleweg in 1941 voor collaboratie met de vijand en begon met
publicatie van propagandistisch en antisemitisch dichtwerk in "De
Stormmeeuw", een uitgave van de Drentse N.S.B. Van Rijckeborstel en
Zwelborst bleven echter het wombatisme trouw en namen duidelijk afstand van
Smalleweg, die na de oorlog een publicatieverbod kreeg van anderhalve week.
Momenteel is er van Van Rijckeborstel een bundel in voorbereiding met
oorlogspoëzie, waaruit we, terwijl we ons gelukkig prijzen, een voorbeeld kunnen
publiceren.
Om drie uur in de appelboomgaard augustus 1944
Onderhoudsbeurten
op de Kaag maar ook de Vinkeveense Plassen
Ach, hoe
de zwangere veterdans ons kan verrassen en verassen
Kijk
toch, kijk toch, sukkelaarsjes met kunstleer gezoold,
Hoe de
gelijkstroom van de autobatterij is omgepoold."
Vervolgens heb ik nog maar eens op het internet verder gezocht
naar Zwadder van Rijckeborstel, die samen met Vogeltje Zwelborst-Keimpema de
voornaamste naoorlogse dichter was van de Wombatistengroep. Klaarblijkelijk
onstond in maart 1949 onenigheid en heeft Van Rijckeborstel de Wombatisten
verlaten om zich aan te sluiten bij de "Negenenveertigers" rond Carel
Lohdfaeger. Vogeltje Zwelborst-Keimpema heeft vervolgens met Uilkje Hamersma -
Op de Tocht en Zwalkje Zomerhof de Wombatisten omgevormd tot "Las
Wombatistas", voornamelijk bekend door hun lesbische poëzie met Fátima Omberding
als veel bezongen middelpunt.
De "Negenenveertigers" gingen onder
leiding van Lohdfaeger wonen in een gemeenschap op ornithologische grondslag -
hun waarmerk was een dwarsgeveerd parelhoen - op Schiermonnikoog, om zich
daarna blijvend te vestigen in Herwijnen in de Betuwe. Van Rijckeborstel werkte
in de periode 1951 - 1963 voornamelijk aan zijn salmiakoeuvre, waarin hij op
experimentele wijze de kwaliteiten van diverse dropsoorten bezong. Hier een
voorbeeld uit 1955:
Laurier
Droppiedropdrop.
DROP. DRRRRRRROPPPPPP.
Zacht,
o, O, o: laurier. Laurier. Zuig, zuig, zuig.
Droppiedropdrop.
LAURIER. Schudt, schudt, schudt.
DDDDDDDDRRRRRRRROPPPPPPPPPP-
water.
WATER. WATER. WATER. WATER. wawa...