Alhoewel
Ettore Bugatti dacht zeker zo'n vijfentwintig voitures van het Type 41
te kunnen verkopen aan gekroonde hoofden, raakte hij van de "Royale"
slechts een vijftal kwijt en geen ervan aan een koning. Zelfs het
plaatsen van een verschillende carrosserie bleek zinloos. Het was een
mastodont van een auto met een gewicht van tweedriekwartton en een motor
met een inhoud van bijna dertien liter. Het ging met de fabriek in
Molsheim door de crisis niet goed, er zat de klad in de verkoop van dure
auto's. In 1932 ontmoette Bugatti de directeur van de État, Raoul
Dautry en die ontmoeting resuleerde in een contract voor levering van
een tweetal autorails met de naam "Wagon Rapide" uitgerust met liefst
vier motoren afgeleid van die in de "Royale". Die rapidité - die
snelheid - moest natuurlijk bewezen worden (we hebben het per slot van
rekening over Bugatti) en dus werden op het traject Connerré-Beillé - Le
Mans op een recht traject van zo'n twaalf kilometer proeven gehouden,
waarbij op zeker moment 172 km/u werd gehaald. Op 30 juli 1933 werd de
Franse president Albert Lebrun in drie uur en een kwartier van Parijs
naar Cherbourg gereden voor de opening van de nieuwe zeehaven en
sindsdien draagt de "Wagon Rapide" de naam "Présidentiel" (foto's
boven). Inmiddels werd er hard gewerkt om de snelheid op te schroeven en
op 24 october van dat jaar werd een snelheid van 192 km/u. gehaald. De
Bugatti-autorails was zo'n succes dat er variaties op het thema volgden,
er kwamen respectievelijk een lichter type (WLG Court), een gekoppeld
type (WR Double), een driewagenstel (WR Triple) (foto onder), een
verlengd type (WLG Allongé) en een nog langer type (WLG Surallongé),
totaal werden er 88 autorails door de fabriek in Molsheim vervaardigd,
bovendien kwamen nog vijf aanhangrijtuigen uit de fabriek. Behalve de
État werden de Bugatti's afgenomen door de PLM, de AL, de Est en de SNCF.
Surallongé
Double
Triple