24.1.11

Potifar 36

"Diepe gedachten", dacht Potifar op de vroege ochtend, wachtend op de trein. "Mocht hij die wel denken? Moest hij zulke gedachten niet overlaten aan echt grote denkers als de Grote Boentoet? Was de Grote Boentoet niet voor Israël en daarom dus ook voor de joden? Of was de Grote Boentoet alleen voor de joden in Israël?"
Hier stopte Potifar even met denken, want hij hij had altijd problemen met het doen van twee dingen tegelijk en denken en in de juiste trein stappen was nu eenmaal niet gemakkelijk. Gelukkig dat Katskelia er bij was, die meteen zei, toen ze zag dat hij aarzelde, dat ze in Amersfoort over moesten stappen.
Toen hij in de trein zat dacht Potifar verder: "Als de joden in de oorlog niet waren opgepakt en afgevoerd dan was Israël er niet geweest. Zo was het toch? Overdrachtelijk gezien was het dus aan politiemannen als Kapör Melis en Lolle Gronder te danken dat de joden een thuisland hadden. Misschien zaten er daarom zoveel agenten in de fractie? Ja, dat moest het zijn, wat geweldig van de Grote Boentoet om zo iets te bedenken."
Hii verkneukelde zich, dat hij, Potifar, toch maar even op de vroege ochtend op weg naar Amersfoort in staat was het diepe denken van de Grote Boentoet te doorgronden.