31.1.11

Potifar 42

Er waren ogenblikken dat Potifar zich afvroeg waarom hij in hemelsnaam in de politiek gegaan was, dit was zo'n ogenblik: een partijleider die hem in een onverstaanbaar dialect de mantel uitveegde. Want wat betekenden verhatbatsen en hollewolle? Hij schoot snel zijn oude kleren weer aan en belde een taxi. Op de kop af dertien minuten later stond hij bij de Grote Boentoet op de stoep.
"Je bent, zoals gewoonlijk weer te laat", was het eerste dat hij te horen kreeg." Nee, je hoeft je jas niet uit te doen, ik handel het met je in de gang af. Ik beschouw je niet als mijn gast. Op je knieën! Snel, snel! En luister!"
Potifar knielde tussen de kapstok en de de deur van de wc, terwijl de Grote Boentoet zijn paraplu pakte en in Potifars borst prikte: "Ik ga niet herhalen wat Neander Daalmans of zoiets aan mij verteld heeft, laat het je gezegd zijn dat het zeer ernstig is en dat jij de relaties, die ik moeizaam opbouw, afbreekt, vernietigt, kapot maakt. Mijn indruk wordt bevestigd door het verslag van de gebeurtenissen van gisteravond en vannacht van Katskelia." Opnieuw priemde de Grote Boentoet met zijn paraplu in Potifars borst: "Jij aarslaok! Het verstand van een bliëe krumelvaeger. Kiek mich neet aan wie 'n sneej mik, verdomme."
Potifar probeerde iets te zeggen, maar kreeg geen kans.
"Luuster zibbedeius, ik ben jou zat en ik ga je haarfijn uitleggen waarom".