29.1.11

Potifar 41

"Ik wist toen ik zes was al dat d'r doève op 't daak zitte, maar klaarblijkelijk kins d'n aezel waal nao de baek leie maar um doen doan zoepe kanste neet. Ik heb van dich eine smaak in de mond alsof d'r un kat in haet sitte jönge", schreeuwde de Grote Boentoet.
Potifar hield de telefoon verder van zijn oor en realiseerde zich dat de Grote Boentoet, omdat hij in het Venloos te keer ging, buitengewoon boos was.
"Je komt nu hier naar toe en dan zet ik dit gesprek met je voort. Ik laat mijn partij neet verhatbatsen door 'n uulskuuke als jij, hollewolle!"
"Jawel Grote Boentoet, ik ben binnen een half uur bij u. "
"Een half uur? Binnen tien minuten. Je neemt op eigen kosten een taxi, stuk soepie!"
De verbinding werd verbroken. Potifar stond niet alleen vanwege de kou te trillen op zijn benen. Douchen kon hij wel vergeten.