Opnieuw een bijna gelijkvormige "toeter" uit de negentiende eeuw, dit keer een sarrusophone, genoemd naar de orkestleider Pierre-Auguste Sarrus, die het instrument niet uitvond, want dat was Pierre-Louis Gautrot, maar klaarblijkelijk was zo'n naamgeving niet ongewoon want de sousaphone is evenmin een uitvinding van John Philip Sousa. Misschien heeft Sarrus Gautrot wel benaderd om een instrument te bedenken dat luider was dan de hobo en fagot wanneer er in de openlucht werd gemusiceerd, maar helemaal zeker is dat niet. Net als bij de saxofoons ontstond meteen hele familie saurrusophones: sopraan, alt, tenor, bariton, bas en contrabas, waarvan vooral laatstgenoemde rond 1900 populair was en bijvoorbeeld door Paul Dukas werd voorgeschreven in zijn compositie "L'Apprenti Sorcier". Maar ik koos een compositie uit 1848 - de sarrusophone werd pas twaalf jaar later uitgevonden - van Robert Schumann, die "Der Fröhlicher Landmann" componeerde voor zijn drie dochters als onderdeel van zijn "Album für die Jugend". De sopraansaxofonist Sidney Bechet maakte in 1924 een opname op het instrument met het orkestje van Clarence Williams.