Mijn moeders laatste, klagende jaren - haar argwaan jegens anderen hield gelijke tred met haar toenemende immobiliteit - bracht ze door in een verzorgingsflat, waar ze 's avonds ze veel te vroeg werd klaargemaakt om naar te bed gaan en 's ochtends te laat werd aangekleed. Ze kon daar buitengewoon boos over worden. Soms bleef ik een paar nachten logeren, dat kon omdat beneden in de flat een paar kamers waren, die je voor tien gulden per nacht kon huren. Overdag gingen we het dorp in, ik achter haar wagentje waarvan de handvatten te laag waren, zodat ik steevast met rugpijn in haar favoriete koffielokaal arriveerde. Haar stok hield ze altijd tussen haar benen geklemd, behalve wanneer we in een winkel kwamen, want dan stak ze hem dreigend vooruit om lastige in-de-weg-staanders aan de kant te vegen. Dan kende ik mijn moeder weer. Altijd een tikkeltje agressief. Voor de duvel niet bang. De verhalen uit de oorlog ken ik alleen van horen zeggen, ze werden me door anderen pas veel later verteld. Op haar gedrag viel tussen veertig en vijfenveertig niets aan te merken, dat was wel duidelijk. Zelf zag ik haar kort na de oorlog in actie: in het tuinhuisje helemaal achter in de tuin hadden zich - wij waren een dagje op familiebezoek naar Leeuwarden geweest - een aantal opgeschoten jongens geinstalleerd. Zonder een moment te aarzelen stoof mijn moeder op ze af. Ze kreeg de laatste, die over een hoge afrastering moest klimmen om zich in veiligheid te brengen, te pakken, sleurde de broek van zijn kont, trok een van haar schoenen uit en sloeg er op los. Die schoen was niet strikt noodzakelijk, want ze had, anders dan mijn vader, harde handen.
Een keer gebeurde het dat er in de verzorgingsflat geen logeerkamer was en toen moest ik uitwijken naar een hotel en omdat ik niet van ketens hou, kwam ik terecht in een klein dorp in de buurt. Een familiehotel met een hoog "Fawlty Towers"-gehalte: het leek alsof de eigenaar de boel bestierde, maar in werkelijkheid was het zijn echtgenote. Mijn vrouw en ik waren meteen verkocht.
Een keer gebeurde het dat er in de verzorgingsflat geen logeerkamer was en toen moest ik uitwijken naar een hotel en omdat ik niet van ketens hou, kwam ik terecht in een klein dorp in de buurt. Een familiehotel met een hoog "Fawlty Towers"-gehalte: het leek alsof de eigenaar de boel bestierde, maar in werkelijkheid was het zijn echtgenote. Mijn vrouw en ik waren meteen verkocht.