10.4.13

Neus 5

Drie weken later ging om om kwart voor twee de telefoon. Aan de lijn dienstdoend ambtenaar Serafijntje Matterhorn:  of ik me maar vergezeld van vier foto's met en zonder neus, deugdelijke identiteitspapieren en mijn moeder, eveneens voorzien van deugdelijke identiteitspapieren, om 15 uur 49 diezelfde middag op de politiepost 437B2 wilde melden ter vermoedelijke hereniging met mijn neus. Nou ben ik achtendertig en ik loop dus al enige jaren niet meer aan de hand van mijn moeder, maar Serafijntje Matterhorn stond op het meebrengen van mijn moeder, omdat moeders, zo zei ze, nu eenmaal de neuzen van hun zoons het beste kennen en het bovendien politievoorschrift was. Het gaf nog een heel gedoe om samen met mijn moeder om 15 uur 49 op de stoep van politiepost 437B2 te staan, maar het lukte. Om exact 15 uur 47 reden we in moeders brommobiel het parkeerterrein op. Helaas bleek de deur van 437B2 gesloten en zelfs na drie keer aanbellen werd niet opengedaan. Ik herinnerde me dat het buro van half twaalf tot vier uur open was en zei voorzichtig: "Mam, ik geloof dat oom agent vandaag iets te vroeg naar huis is gegaan." Maar de poppen waren al  aan het dansen. Moeder was razend: "Het tuig. Ze moeten altijd ons hebben. Nooit de gebruikers van een zoutarm dieet, nooit de lezers van de Donald Duck, nooit de motorrijders op de A27. Nee, wij zijn altijd de klos! Geen politiepost was tussen veertig en vijfenveertig dicht, jongen, ze waren vierentwintig/zeven open en ze wisten oom Jacob en tante Saar, oom Simon en tante Judith, oom Bram en tante Esther, noem ze allemaal maar op, met hun kinderen erbij, perfect te vinden. De deuren stonden wagenwijd open voor aangifte van onze vaste en onze losse neuzen. Voor elke gevonden neus werd zelfs een bedrag betaald. Sommige agenten hadden er een fantastische bijverdienste aan." Ze molenwiekte met haar handtas en krijste: "Chazzèrem!!!"