20.4.13

Woordenboek


Drens, znw. jengelaar (van ww. drenzen).
Drent, znw. inwoner van provincie Drente (S. J. Vegter is een echte Drent)
Drente, znw. Nederlandse provincie.
Drentelaar, znw. zie drentelen.
Drentelen, ww. treuzelend lopen (drentelde, gedrenteld). (Achterdochtig drentelde de Drent door Drachten*) (*Friesland)
Drenten, ww. vroeg naar bed gaan (drentte, gedrent ook arch. dront, gedronten. (E. Prent drentte gisteravond om half negen)
Drentenaar, znw. aambei (T. Poelman heeft bij het turfsteken veel last van zijn drentenaren)
Drenthe, znw. Nederlandse provincie, spelling van inwoners met kapsones dan wel spraakgebrek in de provincie Drente.
Drenzen, ww. jengelen (drensde, gedrensd) (Ruud Wiersema drensde om nog een jenevertje)
Dronten, znw. plaatsnaam in de provincie Flevoland, mislukte poging van Drente een kolonie te vestigen.