Ik moet, me samen met u hoognodig even bezighouden met het woord klootviolen en wel in de werkwoordsvorm, want natuurlijk zijn er klootviolen in zelfstandige zin, violen - muziekinstrumenten - geconstrueerd door ondeskundige bouwers, bovendien is er een categorie vaderlanders die meent een ander (foutief) voor klootviool uit te maken, klootviolen is echter in algemeen aanvaarde zin een uiterst merkwaardig werkwoord, dat zover ik heb kunnen nagaan slechts gebruikt wordt in een zinnetje als "zit niet te klootviolen", want ik heb het woord nimmer in de eerste persoon onvoltooid tegenwoordige tijd horen gebruiken: ik klootviool, of als voltooid deelwoord: ik heb geklootvioold (alternatief klootgevioold), daardoor heeft het woord een volslagen ander zin dan luiwammessen, alhoewel dr. Isabella Hodenhorst in haar doctoraalscriptie Nederlandse Taal & Letterkunde "Zelden benutte werkwoorden in Assen en omstreken"* zowel klootviolen als luiwammessen vergelijkt met woorden als baksijpelen, peernaaien en broekhamperen; nu geef ik grif toe dat laatstgenoemde drie werkwoorden buiten de periferie van de Drentse hoofdstad hoogst zelden gehoord worden, maar daar horen luiwammessen en klootviolen m.i. niet bij, het eerste woord hoorde ik recent nog in Maartensdijk tijdens een onderzoek naar het paardpijgelen in Tienhoven, het tweede op de Noordermarkt in Amsterdam toen ik bij een Scherpenzeelse kaasboer een halfpond belegen Edammer kocht, die me overigens vies tegenviel, de man had het in zijn kraam over "'t kloadwioale" van het lokale harmoniekorps, dat alweer niet in de hoogste regionen van een blazersconcours was geëindigd, ondanks het feit dat hij - de kaasboer - een sumblieme solo had gegeven op euphonium; de kaasboer zei letterlijk: "der sete neffens main feulentefeul minsen in 't korps die mar ansete te kloadwioale, degelijks repetère is der niët meer bi, ik bedenk dat ik mar overstap nar 'n aandere korps in Woudenberg", waaruit blijkt dat ook buiten Assen, anders dan Hodenhorst beweert, de woorden luiwammessen en klootviolen benut worden.
Dr. Sybrandus Marpelaan, Zelhem.
*Uitgeverij Adriaan van den Dunnen, Weesperkarspel 2014.