Uit een zwarte directoire van zijn moeder had hij een vlaggetje geknipt dat hij met een touwtje aan de bagagedrager van de scooter had bevestigd. Het wapperde vrolijk in de voor het noordfriese land zo kenmerkende harde wind.
Keimpe vergiste zich trouwens nog wel eens wanneer hij vergat dat hij als mohammedaan natuurlijk geen Friese liedjes hoorde aan te heffen, hij strafte zichzelf dan
ogenblikkelijk, wanneer hij bijvoorbeeld 'Dêr 't
de dyk it lân omklammet, lyk in memme-earm har bern' zong, door snel
naar huis te rijden, zich met een eind touw te geselen en onder de uitroep: “Ik, Achnoek al Barradi
ben een grote zondaar!"
Diep in zijn hart droomde hij af te reizen naar het IS-kalifaat, maar dat
was een verschrikkelijk eind - hij had bijna 'een
alle Jezus’ eind' gezegd en wist niet of 'alle Mohammeds eind' toegestaan was - op zijn scootertje. Zo zou hij nooit een martelaar worden en zou hij nooit beloond worden met zeventig maagden.