12.6.22

Fietsen

Ik fiets al een poos niet meer. Niet dat ik het niet zo willen, maar het gaat  niet meer. Ik heb veel gefietst. Eerst op de fiets van mijn grootvader en daarna op alles waar  maar opgereden kon worden, op een Batavus sportfiets in Israël, op  een Safety uit 1890 naar Muiden, op een Sunbeam 1910. een FN uit de jaren twintig, een Columbia, een Koga Miata Randonneur, een Drielsma, en nog veel meer, het laatst op een Birdy. Meestal door de week en liever niet op zondag, omdat dan het lycragespuis onderweg was, zogenaamde wielrenners, die liefst met een peloton van een man of vijftien  Tour-de-Fransje speelden, zonder rekening te houden met mij als eenzame fietser. Door de week waren ze onderweg in hun benzineslurpende bolides, zondag behoorde de weg aan hun met te dure racevehikels en reclameshirtjes. Bellen hadden ze niet, want racefietsen hebben geen bellen en dus schreeuwden ze dat ze in aantocht waren en of ik maar wilde opsodemieteren en liefst snel. Op die ergernis te vermijden reed ik niet op zondag.