Saoutchik
zorgde in de jaren dertig voor de carrosserie van één van de
opmerkelijkste auto's ooit gebouwd. Het verhaal begint na de Eerste
Wereldoorlog toen Frankrijk redelijk bezeten raakte van het racen met
kleine auto's, de zogenaamde "voiturettes". Een tweetal broers met veel
geërfd geld dat hun vader verdiend had met de bouw van kermisorgels,
Paul-Albert en Angelo Bucciali deden met een eigen auto, die ze Buc
genoemd hadden aan de races mee. Het autootje met een
twee cylinder tweetaktmotor met een inhoud van 1340cc werd verder
ontwikkeld en in 1923 begon de verkoop, maar werd de tweetakt Violet-
daarna vervangen door een vier cylinder viertakt SCAP-motor. De Bucciali's
waren overigens niet de enigen in Frankrijk die motoren van buiten
inkochten en nogal eens van aandrijfbron wisselden. Later gebruikten ze
bijvoorbeeld een CIME-zescylinder met een inhoud van 1489cc in de Buc
AB6. De beide broers raakten begeesterd van het idee om een
voorwielaangedreven auto in de markt te zetten en in 1928 stond een
inmiddels tot Bucciali omgedoopte auto op de Parijse Salon, de Bucciali
TAV. TAV betekende Traction AVant. De
twee-en-een-halve-litermotor kwam van Continental uit de Verenigde
Staten, maar werd spoedig vervangen door een vierliter-zes van hetzelfde
merk en daarna door een acht-in-lijn met een inhoud van 5278cc. In 1931
volgde op de Salon het klapstuk: de TAV Double Huit, een
zestiencylinder in V-vorm met twee Continental achtcylinderblokken met
een totale inhoud van bijna acht liter, de carrosserie kwam van
Saoutchik. Maar hoogst waarschijnlijk heeft de wagen nooit op eigen
kracht gereden en werd het carrosserie-ontwerp gebruikt voor een
Bucciali's met een achtcylindermotor. Na 1932 was het uit met de pret,
Paul-Albert Bucciali bouwde nog één auto, met een bescheiden zescylindertweeliter Mathismotor en achterwielaandrijving.