Op weg van school naar huis bedacht hij dat het nog minstens twee weken zou duren voordat hij zou weten of de beide Adolfina's uit het dorp, genoemd waren naar de Vuur R. Dat duurde hem veel te lang. Hij zou natuurlijk kunnen proberen iemand uit de middelste rij zijn vraag over de Adolfina's te laten stellen. Maar hij verwierp die gedachte meteen weer. Want er kwam niemand in aanmerking. Zelfs Jolle niet, want die zou meteen vragen waarom hij het wilde weten. En Jolle zou niet tevreden zijn met het antwoord: zo maar. Zo in gedachten liep hij tegen de electriciteisopnemer. "Hé, uitkijken!" riep deze. Misschien moest hij hem wel vragen. Maar nee, hij kende de man niet goed genoeg. Wie kende hij wel, die lang genoeg in het dorp woonde? Juist, de man met de bakkerskar: Teake Brandsma. Dat was een vriend van zijn ouders. Hij zou een paar dagen, na schooltijd met hem meelopen en dan de vraag stellen. Een prima idee, al zei hij het zelf.