De
dames Foekje Ruizinga, Alida Weidema - Tochtig, Hetty de Hond - van der Loops
en Gudrun von Dönsk haden elkaar toevallig op een skivakantie in Oostenrijk
ontmoet. en daarna gingen de dames ieder jaar medio februari gezamenlijk naar Skihotel Hitzig
und Brünstig in Großrammig, waar de eigenares, Frau Elfriede Krolsch hun bij
aankomst met 'ein Kännchen Kaffee und Streuselkuchen' opwachtte.
Oorspronkelijk
was de annex een paardenstal geweest.
De laatste weken van februari was het hotel ieder jaar "voll belegt". De
eersten die arriveerden waren de drie Nederlandse dames, ze werden van het dichtstbijzijnde
station per auto opgehaald door Franz Brünstig, het niet al te pientere
manusje-van-alles en de enige nog in leven zijnde nazaat van één van de
stichters van het hotel, alhoewel dat in 1865 slechts de naam
"Dorfskneipe" verdiende. Twee dagen later kwam Frau Gudrun von Dönsk
uit Münster aangereisd, meestal tegelijkertijd met Henk-Jan de Kater uit
Kampen. Hij vertoonde zich nooit op de piste van Großrammig, hij hield het bij
stevige bergwandelingen, die hij steevast in authentieke "Lederhosen" ondernam. Tegen
de avond van dezelfde dag reed ook de suv van de Van Scrotumpjes uit Castricum
het parkeerterrein van Skihotel Hitzig und Brünstig op. Zij hadden drie
kamers nodig, één voor de ouders, één voor de zeventienjarige tweeling
Frans-Frits en Frits-Frans en één voor de drie dochters van 15, 12 en 9.
De
volgende ochtend, hij had de hele nacht doorgereden, kwam Philip Hengst met
zijn Triumph TR6 en elk jaar, zo leek het, een nieuwe vriendin, maar het kon
ook zijn dat dezelfde vrouw ieder jaar van kapsel veranderde. De Triumph was
wel steeds identiek. Heel laat in de middag arriveerde de schuchtere Wietze van
Rheu. Pas donderdagavond ging hij 'los', wanneer de lokale Musikkapelle
Hochfickenburg in het Skihotel Hitzig und Brünstig voor de gasten
speelde. Het muziekgezelschap had in 2009 zijn honderdjarig bestaan gevierd en
had oorspronkelijk zelfs K.u.K. - Kaiserlich und Königlich - in de naam mogen
voeren, Franz Joseph zelf had het die titel verleend, nadat het in 1912 bij een
"volkstümliches Fest" de eerste prijs had weten te behalen. Dirigent
van Hochfickenburg was de notaris van het naburige Ranzen am Hornbach, Dr. Dr.
Adolf Fögeln.
De
enig
overgebleven kamer ging 's avonds om half twaalf naar Ernst van Stierum,
die
met zijn Ierse vriendin Georgina Rutting per MG B uit Brussel, waar
beiden voor veel geld iets Europees verrichtten, kwam aangereden.
Elfriede Krolsch had twee keer
gedreigd Van Stierum de deur te wijzen, de eerste keer omdat hij bijna
slaande
ruzie maakte met Philip Hengst, nadat hij denigrerende opmerkingen had
gemaakt
over diens Triumph, de tweede keer toen moeder van Scrotum om een andere
kamer
had gevraagd voor de tweeling, die 's nachts niet had kunnen slapen
omdat, zo zeiden ze, de mensen in de kamer naast de hunne de hele nacht
naar
een tenniswedstrijd hadden gekeken: het gekreun was niet van de lucht
geweest.
Moeder van Scrotum had meteen begrepen toch noch Andy Murray noch Serena
Williams een balletje hadden geslagen. Van Stierum en Rutting hadden
daarna
onderdak gekregen in een annex van "Hitzig und Brünstig".
Nu stond in het
hoofdgebouw, de echte herberg, een kamer leeg. Maar ook
daarvoor meldde zich een vaste gast, Georgette d' Enchaleur uit Lascif
sur
Sournois, een wat verlopen typetje, dat al te graag verkondigde dat ze
van zeer
oude Franse adel was en zich het liefst ophield in de nabijheid van
Gudrun von
Dönsk. Haar Duits was niet om aan te horen, maar ze wist alle andere
gasten
duidelijk te maken "das was in die Doitsche Sprache 'von', in die
Franzoisische Sprache 'de' war und das darumme Frau von Dönsk und
sieselbst
sehre vornèhm und adlisch waren." De enige die haar op het oog een
gewillig
oor leende was Wietze van Rheu, maar madame of mademoiselle (de andere
gasten
waren het oneens over haar al dan niet huwelijkse staat) sloeg ook bij
hem
hardnekkig toe vanwege het 'van' in zijn naam. Hij had haar proberen
duidelijk
te maken dat "van" in Nederland geen enkele betekenis had, maar daar
wilde ze niets van horen: "Herr van Roi, Sie sind sehre sikèr adlisch,
nischt nur vonwegèn 'van', abèr auch vonwegen Roi, Sie sind wahrschènlik
von lignée extraconjugale, wie sagt man auf Deutsch, ausserehelische
Abstammung, vielleicht von Franzoisische König, kann sein Louis XIV
sogar".
Om het voor
haar alleenreizende gasten wat gemütlich te maker - Frau Krolsch gebruikte
zelfs het woord gesehlich - had ze steeds tafeltjes voor twee personen gedekt,
tot Van Rheu een immense weerzin begon te vertonen tegen d'Enchaleur, die
iedere ochtend beneden kwam in een wolk "Esprit du Printemps" en
prompt bij hem aan tafel kwam zitten. Van Rheu had, behalve van haar geur en
gestamel over adel, schoon genoeg van haar kleding. Waarom een vrouw van ver in
de vijftig zich meende te moeten kleden als een tiener uit de jaren zestig met een paardenstaart en grote strik was
hem een raadsel. Van Rheu vroeg Frau Krolsch 's avonds na het diner de volgende
ochtend een tafeltje voor hem alleen te dekken. Maar toen hij 's ochtends
eindelijk alleen zijn glaasje sinaasappelsap dronk en zijn maanzaadbolletje at,
schoof d'Enchaleur met Kännchen Kaffee en banaan toch weer bij hem aan.
Aarzelend begon hij: "Ich möchte gerne, sehr gerne, alleine sein".
Dat moedigde d'Enchaleur echter aan haar moederlijke instincten in de
strijd te gooien: "Abèr Herr van Roi was kann es sein, habèn Sie nisht kut
keshlavèn, sind sie vielleisht malade?"