Zelfs tot na de Tweede Wereldoorlog had de C6 succes in races, maar de fabriek had het vanaf 1930 moeilijk, ook omdat men van de aardige, kleine sportwagentjes over trachtte te stappen naar grotere wagens met meer cylinders. Vanaf 1930 kwam de nadruk te liggen op tourwagens en in 1934 werd in de 12CV N7 een motor van Delahaye gebruikt. De laatste Amilcars (foto) werden gebouwd door Hotchkiss, ze hadden onafhankelijke voor- en achtervering en voorwielaandrijving volgens het Tractaprincipe van Grégoire.