“Altijd met de roe, altijd met de roe, lieve heer vlezer. Vertelt U, bieten, wat gepasseerd is, mijn collega Hennem gaat intussen een krankenwagen voor de twee verlatenen hier bestellen. Maak het maal, Gerhard”, zegt de oudste politie. “Roep maar aan. En vertelt U bieten.”
Opgerijgd begint de vlezer de geschiedenis te vertellen. Hoe Heer Doktor Doktor Doktor Fiechemann, die hij schoon kende toen Heer Doktor Doktor Doktor Fiechemanns vader anno daartemaal een achtcylinder Hork voer, het oudersthuis waar hij leefde nadat zijn vrouw, een zeer goede kunde, ontvlucht had, hindeheergezet door eerstmaal twee krankenzusters en daarna door deze twee aan de bodem liggende figuren, openbaar de oudersthuisdirektorin en de aanstaltsarts, die niet slechts Heer Doktor Doktor Doktor Fiechemann, maar ook hem met een sprits bedrogen hadden.
“En buitendat hebben ze mijn handje, dat ik als geboortedagsgeschenk van mijn vrouw bekomen had, vernield. Dat mocht ik graag ontschadigd zien”, heer wachtmeester.