6.10.07

Fiechemann 8

In het bed neven hem ligt sinds voorlaatste week Ludwig Eckerstein, openbaar een oude bekende van Theodora Ochuss, dan middags om slag drie laat zij zich naar de zijde van Eckersteins bedplaats varen om een stonde steunluiden te maken. Eckerstein is schoon jaren duif en hoort het weeklagen niet, maar openbaar hoort Fiechemann het daarom immer luider. Het gaat hem op de nerven, dit “Eeeuuuh, euheuheuh, eeeuuuh”, warend de spiegel van haar kin drupt. Fiechemann sluit zijn ogen en ontsluit te zingen: “Zwartbruin is de hazelnoot en zwarbruin ben ook ik”. Sluitelijk schreit hij zo luid op dat zuster Beate Heimer de zaal komt ingesneld om hem het muil te verbieden: “Houd U bloot op, heer Fiechemann, met Uw alarm. Dat geeft het ja niet, zulke tonen.” “Wanneer U vrouw Ochus wegvaart hoor ik op met zingen.” “ Eeeeeeeeuuuuuuuh”, klinkt Ochusses stem, onderdeze ligt Eckerstein duif te zijn.