Twee dagen later ben ik op weg van Houston naar San Antonio. In San Antonio zie ik op een straatnaambord South Mesquite. Ik stop want volgens mij ken ik daar iemand. Dat blijkt te kloppen. "Big Red" Ojeda, de bassist/bajo sextospeler uit Ry Cooders Chicken Skinband. Die moet ik dus maar eens gaan opzoeken en ik rij de straat in. Het is een hoekhuis, de voordeur staat open. Er is wel een vliegenhor. Ik roep "hello". Er huilt een kind en ik hoor de televisie. Er gebeurt niets. Ik roep luider. Er gebeurt nog steeds niets. Intussen sta ik er al vijf minuten. Eindelijk verschijnt een jonge vrouw. Ik vertel wie ik ben en dat ik op zoek ben naar de heer Ojeda. Ze verandert op slag en vertelt dat ze dacht dat ik een politieagent was. Ze gaat ogenblikkelijk haar vader bellen. Big Red arriveert een kwartier later. Hij repeteerde met een kerkkoor. De volgende dagen trek ik met hem op en kom er achter dat het tussen de chicano's en de anderen niet bepaald koek en ei is. Ik zie er duidelijk uit als een van de anderen en keer op keer moet Big Red zijn chicanovrienden duidelijk te maken dat ik niet bij de anderen hoor, maar uit Holland kom. Zoals in zijn favoriete café, waar hij luid aankondigt dat ik Wim ben en uit Amsterdam kom. Ik vind het vreemd, maar krijg langzamerhand door wat de bedoeling is. Ik hoor niet bij dat chicanohatende stelletje, ik hoor niet bij de anderen. In het café loop ik naar de jukebox. Aha, Flaco Jimenez, Los Alegres de Teran, Los Pinguinos del Norte. Iemand naast me vraagt: "You like that Mexican jazz?' "Oh yes" en ik ratel de namen af. Ik zeg niet Dzimmeneez, maar spreek de naam correct uit. Het kan niet meer stuk en ik moet het merendeel van de aangeboden drankjes afslaan.