Sjouke Sjollema kwam oorspronkelijk uit
Winaem, in het Nederlands Wijnaldum, maar dat zei hij nooit tegen zijn
nieuwe geloofsgenoten zeggen, want de woorden wyn en wijn zouden hem verdacht maken,
ze bevatten een verwijzing naar alcohol en daar had zijn recent verworven god problemen
mee. Hij had niet lang geaarzeld toen hij zag uit welke hoek de wind,
zelfs in het Noordfriese, ging waaien en dus was hij mohammedaan geworden
en omdat Winaem oorspronkelijk in de gemeente Barradeel gelegen had, koos hij
Barra, of beter, uit Barra als achternaam. Hij ging nu als Achnoek al Barradi
door het leven, had zijn baard laten staan en was voor de rest van de bewoners
bijna onherkenbaar, maar omdat dat volgens hem nog niet voldoende was had hij
op het internet een bivakmuts gekocht, daarmee uitgedost snorde hij regelmatig
over de Beintsemiedleane. Tussen zijn voeten lagen aardappelen - Borger
Eigenheimers - waarvan hij zo nu en dan eentje, alsof het een handgranaat was,
naar een boerenerf wierp, onder de uitroep "Allahoe akbar".
Uit een zwarte directoire van zijn moeder had hij een
vlaggetje geknipt dat hij met een touwtje aan de bagagedrager van de scooter
had bevestigd. Het wapperde vrolijk in de voor het Friese land zo kenmerkende
harde wind.
Sjouke vergiste zich trouwens nog wel eens wanneer
hij vergat dat hij als mohammedaan natuurlijk geen Friese liedjes hoorde aan te
heffen, hij strafte zichzelf dan ogenblikkelijk, wanneer hij bijvoorbeeld 'Dêr
't de dyk it lân omklammet, lyk in memme-earm har bern' zong, door snel
naar huis te rijden, zich met een eind touw te geselen onder de
uitroep: “Ik, Achnoek al Barradi ben een grote zondaar!" Maar dan wel in
’t Fries.
Diep in zijn hart droomde hij af te reizen naar het Midden-Oosten, maar dat was een verschrikkelijk eind - hij had bijna 'een alle
Jezus’ eind' gezegd en wist niet of 'een alle Mohammeds eind' toegestaan was -
op zijn scootertje. Zo zou hij nooit een martelaar worden en zou hij
nooit beloond worden met zeventien of zeventig maagden, want dat aantal wist hij
niet precies. Hij vergiste zich ook nog wel eens in de naam van zijn nieuwe geloof en had het dan over mislom.
Hij had na een maand al een flinke baard, maar
was nu onderweg naar een kapper in Harlingen om zijn hoofd kaal te laten
scheren, want als echte mohammedaan was dat een noodzakelijkheid: haar had
je aan je kin, niet op je hoofd. Sjouke had zijn bivakmuts thuisgelaten.
Het was gelukkig niet druk bij de kapper, die begon met de gebruikelijke vraag
of hij 't een beetje gedekt zou houden. "Nee", zei Sjouke,
"alles moet er af". Een kwartier later keek een zeer kale, maar
uiterst tevreden Sjouke in de spiegel. Hij reed terug naar Wijnaldum,
maar bedacht onderweg dat hij vandaag nog geen zendingswerk had verricht. Hij merkte
ook hij hoe koud het was, zo zonder haar en hij vond het jammer dat hij zijn
bivakmuts niet bij zich had. Hij wilde keren op de Haulewei toen hij werd
ingehaald door Klaas-Jan van Zuchtelen, een Hollander die sinds drie jaar het
boerderijtje van Harm Poppinga had overgenomen en hem treiterend vroeg of Sjouke
misschien te hard gereden had en zo zijn haar was kwijtgeraakt. "Nee, nee,
als echte mohammedaan hoort het zo." "Aha", zei Klaas-Jan,
"je gaat uit een kalifaatje tappen." Maar dat snapte Sjouke niet.
"Uit een kalifaatje tappen? Mohammedanen
tapten niet, dat was juist zo bijzonder, niet uit een bierkraan en zeker niet
uit een kalifaatje, waar had die Hollander het over?", dacht Sjouke en hij
zei narrig: "Wij mohammedanen tappen niet!""Dan heb ik me
vergist", zei Klaas-Jan, want hij vond dat je woordgrappen niet moest
uitleggen, maar nu ze toch min of meer in gesprek waren, wilde hij wel eens
weten hoe het zat met die zeventien maagden die in de hemel op een mohammedaanse
martelaar wachtten en hij vroeg: "Die maagden, die zeventien maagden, hoe
zien die er uit, zijn ze naakt en als ze al wat aan hebben, dragen ze dan een
boerka? Zijn het alleen mohammedaansen of zitten er ook bijvoorbeeld Friese
meisjes tussen?" Sjouke had daar nog nooit over nagedacht.
Toen
Sjouke het antwoord schuldig bleef, kreeg Klaas-Jan echt zin in een
pesterijtje: "Enne hoe zit het met de mohammedaanse homomartelaren, die
hebben toch niks met maagden of ze nu een boerka aanhebben of Afke heten."
"Die komen in de hel", zei Sjouke. "In de hel? Maar het
zijn martelaren, ze hebben in jullie ogen een goede daad verricht!"
"Ze komen in de hel!" "Dus als homo kun je maar beter geen goede
daad verrichten." Sjouke vond dat het gesprek nu lang genoeg geduurd had,
wreef over zijn pas verworven kale schedel, startte zijn scootertje en besloot
in de richting van It Heidenskip te rijden, want daar dacht hij nog veel zendingswerk
te kunnen verrichten.