Mijn moeder sprak Fries met haar familie. Thuis spraken we Nederlands, eind 1945 sloop er een derde taal in het dagelijks gebruik, Liwadders. Mijn moeder haatte die mengeling van Nederlands en Fries en thuis was Liwadders niet welkom. In de zevende klas, het zal 1948/49 geweest zijn, kreeg ik één uur Friese les per week. Daarvoor in de vierde, vijfde en zesde klas zongen we wel Friese liedjes als "Rolje, rolje, wetterweagen" en "Brio! De brêge sit ticht en it skip moat der troch." Thuis las en en tekende ik. Op school was er één uur tekenen per week. Je moest bijvoorbeeld naar een voorbeeld een vierkant en daarop een driehoek tekenen en in het vierkant weer een cirkel, vervolgens mocht je het geheel inkleuren. Ik deed dat, maar verlengde de cirkel, zodat er een soort hondenhok ontstond en schreef boven de verlengde cirkel VILLA BLAFLUST. Dat vond de onderwijzer niet leuk Voor tekenen kreeg ik een vier op mijn rapport. Mijn moeder was des duivels want ze zag mij thuis alleen maar tekenen, ze vertrok met een aantal tekeningen van thuis richting school. De volgende keer had ik een zeven op mijn rapport en daarna een acht min.