Europese
marsmuziek heeft dankzij de koloniale geschiedenis overal zijn sporen
achtergelaten, soms op groteske wijze, zo speelt men op de Philipijnen
op van bamboe gemaakte imitatie koperinstrumenten. Omgekeerd is het
repertoire van fanfares hier beïnvloed door niet-Europese ritmes en moet
je niet verbaasd ophoren als de dorpsharmonie op een rumba door de
hoofdstraat marcheert. Soms klinkt het wat geforceerd en mist het elke
vorm van wat ik maar swing zal noemen. De eerste verandering van het
repertoire van Europese militaire orkesten - en daar denk ik meteen aan
als ik het over marsmuziek heb - vond meteen na de Eerste Wereldoorlog
plaats, toen Parijzenaars zich stonden de vergapen aan een orkest onder
leiding van Jim Europe, dat de stafmuziek vormde van een zwart
Amerikaans regiment. Jazz kon je deze muziek niet noemen, maar het had
wel dezelfde lichtvoetigheid. Ook de Tweede Wereldoorlog bracht
verandering. Opnieuw speelde Amerikaanse muziek een rol, niet alleen
door de dirigent van de Army Airforce Band, Glenn Miller, maar ook
doordat veel jazzmusici in legerorkesten speelden. Er is geen harmonie,
geen fanfare, die aan de invloed van jazz is ontsnapt. Zelfs het orkest
van de Parijse brandweer (foto) heeft de uit 1937 daterende Count
Basiecompositie 'One o'clock jump' op het repertore.