Laat
mij met uw welnemen een moment samen met u stilstaan bij de oranje
ballen en vorstelijke baleinen van weleer - toen 31 augustus nog als feestdag gold, de heer
en schoonzoon Tussen Neus en Lippenfeld zich ongetwijfeld op de pampa
bevond, waar hij verwoede pogingen deed om tango en Argentijnse dames
onder de knie te krijgen. Het jeugdig deel der natie trok 's ochtends
schoolsgewijs op naar het gemeentehuis of een ander oord waar het gezag
gevestigd was om in de vorm van aubades eeuwige trouw en hulde te betuigen aan
het recent teruggekeerde koningshuis met het aanheffen van "Waar de
blanke top der duinen" en "Een karretje dat op de zandweg reed"
afgewisseld met "Drie schuintamboers" en "'t Is de plicht dat iedere
jongen". 31 Augustus was een dag waarop kinderen hun door de
grootouders geschonken verjaarscadeaux niet na drie maanden meenden te
moeten verpatsen onder het wakend en toeziend oog van hun ouders.
"Bezet", in normale - noncorona - jaren vaak in duct tape of anders met spuitbus of kleurkrijt op
het plaveisel gezet, had nog een volslagen andere betekenis dan het
aangeven dat de pappa's en mamma's volgaarne van de pedagogische, doch
veel ruimte innemende, houten blokkendozen afwilden, zodat van de
bijeengesprokkelde pecunia een gamepje voor en door het grut kan worden
aangeschaft. In Batavia - in ons Inje - klonken op 31 augustus 1946 saluutschoten, te
onzent was het gemiddeld 13,4 graden en in Amsterdam nam
een baron - want edellieden waren toen terecht nog buitengewoon
belangrijk - een defilé af, hetgeen - dit voor de jeugdige lezertjes -
iets heel anders is dan het afnemen van de tafel.
Drs. Barend-Otto ter Vloot, Steenwijkerwold