27.3.21

SJOLLEMA


Sjouke Sjollema kwam oorspronkelijk uit Winaem, in het Nederlands Wijnaldum, maar dat zei hij nooit tegen  zijn nieuwe geloofsgenoten, want de woorden wyn en wijn zouden hem verdacht maken, ze bevatten een verwijzing naar alcohol en daar had zijn nieuwe god problemen mee.  Hij had niet lang geaarzeld toen hij zag uit welke hoek de wind, zelfs in het Noordfriese, ging waaien en dus was hij mohammedaan geworden en omdat Winaem oorspronkelijk in de gemeente Barradeel gelegen had, koos hij Barra, of beter, uit Barra als achternaam. Hij ging nu als Achnoek al Barradi door het leven, had zijn baard laten staan en was voor de rest van de bewoners bijna onherkenbaar, maar omdat dat volgens hem nog niet voldoende was had hij op het internet een bivakmuts gekocht, daarmee uitgedost snorde hij regelmatig over de Beintsemiedleane. Tussen zijn voeten lagen aardappelen - Borger Eigenheimers - waarvan hij zo nu en dan eentje, alsof het een handgranaat was, naar een boerenerf wierp, onder de uitroep "Allahoe akbar".
Uit een zwarte directoire van zijn moeder had hij een vlaggetje geknipt dat hij met een touwtje aan de bagagedrager van de scooter had bevestigd. Het wapperde vrolijk in de voor het Friese land zo kenmerkende harde wind. 
Sjouke vergiste zich trouwens nog  wel eens wanneer hij vergat dat hij als mohammedaan natuurlijk geen Friese liedjes hoorde aan te heffen, hij strafte zichzelf dan ogenblikkelijk, wanneer hij bijvoorbeeld 'Dêr 't de dyk it lân omklammet, lyk in memme-earm har bern' zong, door snel naar  huis te rijden, zich met een eind touw te geselen  onder de uitroep: “Ik, Achnoek al Barradi ben een grote zondaar!" Maar dan wel in ’t Fries.
Diep in zijn hart droomde hij af te reizen naar het IS-kalifaat, maar dat was een verschrikkelijk eind - hij had bijna 'een alle Jezus’ eind' gezegd en wist niet of 'een alle Mohammeds eind' toegestaan was - op zijn scootertje. Zo zou hij nooit een martelaar worden en zou hij nooit beloond worden met zeventien of zeventig maagden, want dat aantal wist hij niet precies.
Hij had na een maand al een flinke baard, maar was nu onderweg naar een kapper in Harlingen om zijn hoofd kaal te laten scheren, want als echte IS-mohammedaan was dat een noodzakelijkheid: haar had je aan je kin, niet op je hoofd. Sjouke had  zijn bivakmuts thuisgelaten. Het was gelukkig niet druk bij de kapper, die begon met de gebruikelijke vraag of hij 't een beetje gedekt zou houden. "Nee", zei Sjouke, "alles moet er af". Een kwartier later keek een zeer kale, maar uiterst tevreden  Sjouke in de  spiegel. Hij reed terug naar Wijnaldum, maar bedacht onderweg dat hij vandaag nog geen zendingswerk had verricht. Hij merkte ook hij hoe koud het was, zo zonder haar en hij vond het jammer dat hij zijn bivakmuts niet bij zich had. Hij wilde keren op de Haulewei toen hij werd ingehaald door Klaas-Jan van Zuchtelen, een Hollander die sinds drie jaar het boerderijtje van Harm Poppinga had overgenomen en hem treiterend vroeg of Sjouke misschien te hard gereden had en zo zijn haar was kwijtgeraakt. "Nee, nee, als echte IS-mohammedaan hoort het zo." "Aha", zei Klaas-Jan, "je gaat uit een kalifaatje tappen." Maar dat snapte Sjouke niet.
"Uit een kalifaatje tappen? Mohammedanen tapten niet, dat was juist zo bijzonder, niet uit een bierkraan en zeker niet uit een kalifaatje, waar had die Hollander het over?", dacht Sjouke en hij zei narrig: "Wij mohammedanen tappen niet!""Dan heb ik me vergist", zei Klaas-Jan, want hij vond dat je woordgrappen niet moest uitleggen, maar nu ze toch min of meer in gesprek waren, wilde hij wel eens weten hoe het zat met die zeventig maagden die in de hemel op een mohammedaanse martelaar wachtten en hij vroeg: "Die maagden, die zeventig maagden, hoe zien die er uit, zijn ze naakt en als ze al wat aan hebben, dragen ze dan een boerka? Zijn het alleen mohammedaansen of zitten er ook bijvoorbeeld Friese meisjes tussen?" Sjouke had daar nog nooit over nagedacht.
Toen Sjouke het antwoord schuldig bleef, kreeg Klaas-Jan echt zin in een pesterijtje: "Enne hoe zit het met de mohammedaanse homomartelaren, die hebben toch niks met maagden of ze nu een boerka aanhebben of Afke heten." "Die komen  in de hel", zei Sjouke. "In de hel? Maar het zijn martelaren, ze hebben in jullie ogen een goede daad verricht!" "Ze komen in de hel!" "Dus als homo kun je maar beter geen goede daad verrichten." Sjouke vond dat het gesprek nu lang genoeg geduurd had, wreef over zijn pas verworven kale schedel, startte zijn scootertje en besloot in de richting van It Heidenskip te rijden, want daar dacht hij nog veel zendingswerk te kunnen verrichten.