10.4.20

Rue de Lappe

Het was pas half zes en ik vond, dat we op dat uur best nog even aan de bar van wat eigenlijk een restaurant was, een glaasje konden drinken. “Un petit alcool d’Auvergne”, ik liet aan de mevrouw achter de toog over wat het zou worden. "Prune", dus. Alhoewel zij meer een zuurpruim was. Mijn vrouw legde me uit hoe dat kwam: ze was aan de afwas van de vorige avond, die vermoedelijk iemand anders voor haar had achtergelaten. Mijn vrouw heeft oog voor dat soort zaken, ik niet. We waren binnengestapt omdat voor het raam een bordje stond dat het restaurant een ontmoetingsplaats zou zijn voor “cabrettaïres”, bespelers van de doedelzak uit Auvergne. En inderdaad, er hing een cabrette in een vitrine met een paar losse pijpjes en wat mondstukken. Er naast hing een draailier (vieille à roue) en het instrument, waar meer dan honderd jaar geleden in deze wijk van Parijs, le Marais, de muzikale oorlog rond was uitgebroken: de accordeon. De accordeon was meegenomen door Italiaanse arbeiders, die zich in le Marais vestigden, de Auvergnaten kwamen met hun cabrette, die ook wel musette genoemd werd. Musettemuziek was dus doedelzakmuziek, maar de Italianen annexeerden het woord en dus denken we vandaag als we het woord musette horen aan op accordeon gespeelde lichtvoetige Parijse walsjes. De Auvergnaten waren destijds woedend en geef ze eens ongelijk: appels heten geen peren. Het heeft heel wat jaren geduurd voordat de accordeon ook door hen werd geadopteerd en ze er achter kwamen dat een duet van beide instrumenten een uniek geluid opleverde en dat nog steeds doet.
Om een gesprek op gang te brengen vroeg ik, wijzend op de draailier hoe dat instrument heette, ik wist dat wel, maar je moet ergens beginnen en zie mevrouw ontdooide en bij het afscheid kreeg ik behalve een kaartje met het adres van een aan de cabrette gewijde website, de raad nog eens op zondagmiddag terug te komen, want dan kwamen de cabrettaïres in het restaurant aan de Rue de Lappe bijeen.