Het was pas half zes en ik vond, dat we op dat uur best nog even aan de
bar van wat eigenlijk een restaurant was, een glaasje konden drinken.
“Un petit alcool d’Auvergne”, ik liet aan de mevrouw achter de toog
over wat het zou worden. "Prune", dus. Alhoewel zij meer een zuurpruim
was. Mijn vrouw legde me uit hoe dat kwam: ze was aan de afwas van de
vorige avond, die vermoedelijk iemand anders voor haar had
achtergelaten. Mijn vrouw heeft oog voor dat soort zaken, ik niet. We
waren binnengestapt omdat voor het raam een bordje stond dat het
restaurant een ontmoetingsplaats zou zijn voor “cabrettaïres”, bespelers
van de doedelzak uit Auvergne. En inderdaad, er hing een cabrette in
een vitrine met een paar losse pijpjes en wat mondstukken. Er naast hing
een draailier (vieille à roue) en het instrument, waar meer dan honderd
jaar geleden in deze wijk van Parijs, le Marais, de muzikale oorlog
rond was uitgebroken: de accordeon. De accordeon was meegenomen door
Italiaanse arbeiders, die zich in le Marais vestigden, de Auvergnaten
kwamen met hun cabrette, die ook wel musette genoemd werd. Musettemuziek
was dus doedelzakmuziek, maar de Italianen annexeerden het woord en dus
denken we vandaag als we het woord musette horen aan op accordeon
gespeelde lichtvoetige Parijse walsjes. De Auvergnaten waren destijds
woedend en geef ze eens ongelijk: appels heten geen peren. Het heeft
heel wat jaren geduurd voordat de accordeon ook door hen werd
geadopteerd en ze er achter kwamen dat een duet van beide instrumenten
een uniek geluid opleverde en dat nog steeds doet.
Om een gesprek op gang te brengen vroeg
ik, wijzend op de draailier hoe dat instrument heette, ik wist dat wel,
maar je moet ergens beginnen en zie mevrouw ontdooide en bij het
afscheid kreeg ik behalve een kaartje met het adres van een aan de
cabrette gewijde website, de raad nog eens op zondagmiddag terug te
komen, want dan kwamen de cabrettaïres in het restaurant aan de Rue de
Lappe bijeen.