Tikkeltje vreemd, plotseling sta ik tegenover een Packard Caribbean
1953. Hij is lastig te fotograferen, want hij staat achter glas. Maar
wanneer zag ik voor de laatste keer een Packard? Dus toch
maar het cameraatje gepakt. Hij kostte destijds $5210.-, maar daar kreeg
je dan ook een flink brok auto voor met een acht-in-lijnmotor met een
cylinderinhoud van bijna vijfeneenhalve liter. Het ging begin jaren
vijftig niet goed met het eens roemruchte merk, in mei 1952 had
directeur Hugh Ferry de komst van zijn opvolger James J. Nance
aangekondigd, die Packard goed op schop zou gaan nemen, want de fabriek
werkte slechts met een capaciteit van 50%. In 1954 werden maar 27593
auto's afgeleverd en dat was een schijntje vergeleken met dat andere
Amerikaanse topmerk Cadilac, dat 96680 auto's op straat bracht. Maar
vergeleken met Lincoln, dat 36993 wagens verkocht, viel het eigenlijk
nog wel mee. Het probleem was dat Packard op eigen benen stond. Cadillac
maakte deel uit van General Motors en Lincoln was een onderdeel van
Ford. Nance probeerde dat te veranderen door samen te gaan met
Studebaker. Wat hij niet wist dat Studebaker grote problemen had en er
in feite voor zou zorgen dat Packard ten onder ging. Het is altijd
gemakkelijk een Packard te herkennen: de typerende gebogen lijn in de
grille van de Carribean uit 1953 zien we ook bij de radiateurmantel van
onderstaande Packard uit 1932.