Hij was nu twaalf dagen bij dokter Baldakijn en echtgenote ingekwartierd. Hij moest nog achttien, want hij had een contract getekend voor een maand. Vanaf dag twee had hij heimwee naar zijn eigen praktijk, want, Jezus, wat had hij het slecht getroffen. Als er een werkende telefoon was, dan had hij zijn vrouw gebeld met de vraag terug te bellen om mee te delen dat zij hoogzwanger was en dat hij naar huis moest komen. Of een of andere uitvlucht om aan deze marteling een eind te maken. Hij was uiterst braaf op zondag mee naar de kerk gegaan, waar de dominee hel en verdoemenis had gepreekt en dat de schuld van de ramp aan de mensen te wijten was die niet meer luisterden naar Gods woord. Hij had met open mond en ingehouden woede naar dominee Ulbquedop zitten luisteren, maar de rest van de congregatie, ook de Baldakijns, had het allemaal gepikt en de dominee gefeliciteerd met zijn uitmuntende preek. Hij had ook een slap handje van Ulbquedop gekregen en had iets van dank u wel gemompeld. Straks kwam de dochter van de Baldakijns. Hij was benieuwd.